Twijfels bij het Oslo-Vredesproces
Artikel
5 minuten

De ontwrichting van de Palestijnse landbouw verklaart voor een deel waarom de Palestijnen in het najaar 2000 in opstand zijn gekomen, maar er is meer. Israël heeft ook op andere fronten een politiek gevoerd die sterk hebben bijgedragen tot de frustratie en ongenoegen bij de Palestijnse bevolking.

1. Inleiding

    1. De ontwrichting van de Palestijnse landbouw verklaart voor een deel waarom de Palestijnen in het najaar 2000 in opstand zijn gekomen, maar er is meer. Israël heeft ook op andere fronten een politiek gevoerd die sterk hebben bijgedragen tot de frustratie en ongenoegen bij de Palestijnse bevolking. De gegevens die hierna worden gegeven, doen in elk geval vragen oproepen over hoe ernstig Israël het vredesproces wel heeft genomen.
    2. Het is opvallend dat er zich vooral in het jaar 2000, onder de regering Barak, enkele opvallende ontwikkelingen voordoen: een vrij sterke stijging van het aantal kolonisten (8,6 procent) en een zeer grote (de grootste sinds 1992) toename van gestarte wooneenheden in de joodse nederzettingen. Het grootst aantal confiscaties van Palestijnse identiteitskaarten van bewoners van Jeruzalem doet zich eveneens vooral voor in de periode vlak voor de tweede Intifadah (hoogst aantal 1997 tot 1999). Dat geldt ook voor de vernietiging van Palestijnse huizen (vooral in periode 1997-1998). Deze ontwikkelingen zouden kunnen bijgedragen hebben in het ongenoegen dat aanleiding gaf tot de tweede intifadah.

 

2. De kolonisatie

    1. In juni 2001 bedroeg het aantal kolonisten in de Gaza en de Westelijke Jordaanoever 208.015 (zie Grafiek 1). Dat is exclusief Oost-Jeruzalem waar nog eens naar schatting 200.000 Israëli's zijn gehuisvest (bron: Min. Van Binnenlandse Zaken van Israël aug. 2001 gecit. door Passia, http://www.passia.org).
    2. Ongeveer de helft van de kolonisten leeft in slechts 8 nederzettingen. De twee grootste zijn Benyamin (26.684) en Ma'ale Adumim (26.104)
    3. Sinds de Oslo-akkoorden (DoP, sept 1993) is het aantal kolonisten bijna verdubbeld (van 116.000 naar 208.000 eind juni 2001).
    4. Israël's structureel plan voorziet tegen het jaar 2020 een stijging van het aantal kolonisten op de Westelijke Jordaanoever tot 310.000! (bron: Passia)
    5. In de periode van de regering Barak (juni 1999 gemeten tot december 2000) is het aantal kolonisten toegenomen met 22.419 en is begonnen met de bouw van 6.043 wooneenheden. Het recordjaar voor de start van nieuwe constructies was 2000 (regering Barak) met 4.499 (bron: Peace Now, 16 oktober 2001 op basis van cijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek, http://www.peacenow.org.il)
    6. Gegevens over het aantal nederzettingen variëren nogal. Peace Now spreekt over 145 nederzettingen, terwijl FMEP spreekt over 200 locaties voor/van nederzettingen. Officiële Israëlische cijfers delen de nederzettingen in groepen in en komen zo op 24 nederzettingen (vb. Gaza telt hier slechts als één nederzetting). Volgens Peace Now zijn er sinds de verkiezingen van februari 2001 (tot september 2001) minstens 25 nieuwe locaties voor nederzettingen bijgekomen. Deze bevinden zich allemaal tussen 200 en 2.000 meter afstand van bestaande nederzettingen.
    7. Sinds Oslo zijn er 20.371 wooneenheden bovenop de bestaande 32.750 bijgekomen (21061 vanaf begin 1993, zie grafiek 2 ). Dat is een stijging met 62 procent (Bron: Peace Now, oktober 2001)
    8. De joodse nederzettingen zijn in strijd met artikel 49 van de vierde Conventie van Genève en de VN-resoluties 242 en 338

 

* Toelichting bij grafiek: Er zijn verschillende gegevens beschikbaar over de bevolking van kolonisten in de bezette gebieden. Onderstaande gegevens komen van de Foundation for Middle East(http://www.fmep.org) en van de Israëlische organisatie Peace Now. De cijfers van het Israëlische Ministerie van Binnenlandse Zaken spreken over 203.068 kolonisten eind 2000 wat volgens dezelfde bron een aangroei van 8,26 procent zou zijn. Dat stemt overeen met onderstaande gegevens.

Bron: Peace Now op basis van cijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek

 

3. Vernietiging van huizen

    1. Sinds 1967 hebben de Israëlische autoriteiten meer dan 6.000 huizen geheel of gedeeltelijk vernietigd in Gaza en de Westelijke Jordaanoever. In Oost-Jeruzalem gaat het over 2.500 huizen. De huizen worden afgebroken als strafmaatregel (vb; families van 'terroristen') of bij gebrek aan de nodige bouwvergunningen (Passia 2001)
    2. Er is een bouwverbod voor Palestijnen op 60 procent van de Westelijke Jordaanoever en 87 procent van Jeruzalem (Law, oktober 2000)
    3. Volgens de samengestelde gegevens van B'tselem en LAW zijn er sinds de DoP (declaration of Principles) van september 1993 in totaal 1392 huizen vernietigd (zie Grafiek 3). Miftah telt 770 vernietigde huizen in de periode 1987 tot 1997 (zie http://www.miftah.org)

 

* Gegevens komen van B'tselem, Oslo: Before and after mei 1999 +actualiseringen van op website(

http://www.btselem.org) en Jerusalem Watch (www.jerusalemwatch.org). De gegevens beperken zich tot wooneenheden. Niet-residentiële gebouwen zijn niet inbegrepen (politieposten, kantoren,...)

 

4. De confiscatie van de Identiteitskaarten van Palestijnse inwoners van Jeruzalem

  1. Er worden een aantal discriminatoire maatregelen genomen door de Israëlische autoriteiten ten aanzien van Palestijnse burgers van Jeruzalem. De residentie in Israël wordt geregeld volgens de 'Wet op immigratie in Israël' van 1952 en de 'Reglementering van de immigratie in Israël'.
  2. De volgende restricties gelden niet voor de joodse bewoners met permanente verblijfplaats of voor Israëlische burgers, maar wel voor Palestijnse inwoners van Jeruzalem (bron Passia 2002):
    1. Wie naar het buitenland wenst te reizen moet beschikken over een 're-entry' visum op straffe van het verlies van recht op terugkeer
    2. Een verblijfplaats elders kan leiden tot verlies van residentierecht in Jeruzalem. (Regulering uit 1994 spreekt over het kunnen bewijzen van een 'leefcentrum')
    3. Een verblijf van meer dan 7 jaar in het buitenland impliceert automatisch het verlies van residentierecht; In 1996 besloot de Israëlische regering dat wie gedurende 7 jaar leeft in de Westbank eveneens het Israëlisch burgerschap verliest (van de 411 ingetrokken identiteitskaarten in 1999 bvb. zijn er 290 ingetrokken wegens te lang verblijf in het buitenland en 121 voor te lang verblijf in de Westbank.
    4. Huwen met niet-resident impliceert een aanvraag indienen voor familiehereniging. Volgens Passia worden de meeste aanvragen afgewezen zonder enige rechtvaardiging
  3. Tussen 1967 en eind 2000 zijn 6381 identiteitskaarten (zie grafiek 4) ingetrokken (6.444 per datum van april 2001)

 

* bronnen: BADIL Resource Cente, Bethlehem ( http://

www.badil.org) B'Tselem, Jeruzalem, gebaseerd op cijfers van het ministerie van Binnenlandse zaken (gecit. in Passia). Voor 2000 Ha'aretz 1 april 2001

 

5. De overheidsuitgaven ter ondersteuning van de bezetting

De Israëlische begroting van 2000 (regering Barak) voorzag (in NIS - Israëlische munt, toenmalige waarde ca. 1 $ = 4 NIS), cijfers van Peace Now, 26 oktober 1999:

  • 27 miljoen NIS voor de aanleg van By-pass-wegen (wegen die de nederzettingen verbinden, niet toegankelijk voor Palestijnen)
  • 120 miljoen NIS voor de uitbreiding van de nederzettingen
  • 216 miljoen NIS voor de inbeslagname van Palestijnse grond

Ludo De Brabander


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Land

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.