Na bijna drie decennia van oorlog is het gewapend conflict in het oosten van de Democratische Republiek Congo (DRC) alleen maar toegenomen. De door Rwanda gesteunde M23-rebellen -die sinds 26 januari de controle beweren te hebben over de belangrijkste stad Goma in het oosten van de DRC- hebben de afgelopen jaren in het middelpunt van de belangstelling gestaan. In het oosten van de DRC opereren er echter meer dan 100 andere gewapende groepen die ook een belangrijke bron van instabiliteit vormen. De kwestie van hun demobilisatie kwelt het land al sinds het einde van de Tweede Congo-oorlog in 2003.
In 2022 werd een nieuw hoofdstuk van dit aloude probleem ingezet, toen de regering van de DRC besloot een alliantie te vormen met gewapende groepen om hun gemeenschappelijke vijand, de M23 en zijn Rwandese medestanders, te bestrijden. Rond dezelfde tijd lanceerde ze een initiatief om een reserveleger op te richten, bekend als de ‘Reserve armée de la défense’ (RAD). Dit formaliseerde de reeds gevestigde praktijk van het Congolese leger om gewapende groepen als hulptroepen te gebruiken.
De oprichting van een reservemacht -vooralsnog alleen nog maar op papier- moet de regering in staat stellen om geallieerde gewapende groepen te belonen met integratie en hen tegelijkertijd onder geïnstitutionaliseerd toezicht te plaatsen. Maar zal het ook echt werken?
Ons eerdere en lopende onderzoek naar de demobilisatie van gewapende groepen en hun integratie in het leger in het oosten van de DRC, roept twijfels op over het plan. En wel om drie redenen.
Het eerste risico is dat gewapende groepen hun aantallen zullen opdrijven om een sterkere onderhandelingspositie te krijgen bij het integratieproces. Tal van gewapende groepen schroeven hun rekrutering al op in anticipatie.
Ten tweede zouden reservetroepen met het nationale leger kunnen wedijveren om territoriale controle en beperkte middelen, en zouden ze zich kunnen keren tegen degenen die hen hebben opgericht.
Tot slot biedt het louter integreren van gewapende groepen in een reservemacht weinig oplossingen voor de al lang bestaande grieven die aan de basis liggen van de conflicten in het oosten.
De Wazalendo: de roofzuchtige patriotten van Oost-Congo
Tijdens een geheime bijeenkomst in de stad Pinga in Noord-Kivu op 9 mei 2022 kwamen de Congolese strijdkrachten en verschillende Congolese gewapende groepen overeen om de vijandelijkheden tegen elkaar te staken en in plaats daarvan een alliantie te vormen om hun gemeenschappelijke vijand, de M23, te bestrijden.
Als gevolg hiervan werden deze gewapende groepen quasi-officieel en presenteerden ze zich steeds meer als verdedigers van de territoriale integriteit van Congo. Ze begonnen zichzelf Wazalendo of patriotten in het Kiswahili te noemen. Aangewakkerd door de steunende retoriek van president Félix Tshisekedi werden de Wazalendo symbolen van Congolees verzet tegen buitenlandse agressie. Dit kwam de verkiezingscampagne van de president in 2023 ten goede.
In de provincies Noord- en Zuid-Kivu begonnen gewapende groepen zich om te dopen tot Wazalendo, ondanks dat ze geen deel uitmaken van de coalitie ter bestrijding van de M23.
Aangezien de aandacht van het Congolese leger zich concentreert op de M23, hebben deze gewapende groepen geprofiteerd van de pauze in de operaties tegen hen. De meeste Wazalendo-groepen mogen vrij rondtrekken en hebben hun invloedssferen en gewelddadige systemen om inkomsten te genereren drastisch uitgebreid.
Dit omvat het heffen van belastingen op markten en aan de zich snel uitbreidende wegversperringen, maar ook ontvoeringen voor losgeld en huurmoorden. Er zijn ook aanwijzingen dat Wazalendo-groepen betrokken zijn bij marteling, seksueel geweld en willekeurige arrestaties. Daarnaast rekruteren ze frequent kindsoldaten.
Een rommelige geschiedenis van integratie
Een paar maanden na de bijeenkomst in Pinga, lanceerde de Congolese regering een nieuw nationaal defensiebeleid waarin sprake was van de oprichting van een reserveleger. Hoewel het in april 2023 unaniem werd goedgekeurd in het parlement, uitten parlementsleden hun bezorgdheid over het feit dat de nieuwe reservemacht riskeerde om fouten uit het verleden te herhalen.
Het nationaal leger is zelf het product van de moeizame integratie van voormalige gewapende groepen na de Tweede Congo-oorlog (1998-2003). Maar deze integratie van rebellen en militairen werd een proces met een open einde. Afwisselend integreerden officieren van gewapende groepen zich in het leger om vervolgens te deserteren in de hoop om in een volgende integratieronde hogere rangen en posities te verwerven.
Bovendien verzwakte de voortdurende integratie van rebellen het nationale leger. Het versterkte parallelle commandostructuren, vergemakkelijkte het lekken van informatie en creëerde een scheefgetrokken hiërarchie.
De eerste verschijning van de M23-rebellie in 2012 was zelf het resultaat van een fout gelopen rebellenintegratie. In de nasleep daarvan verbood de Congolese regering de grootschalige onderhandelde integratie van gewapende groepen in het leger.
Obstakels voor integratie
Het reserveleger dreigt eenzelfde dynamiek van het belonen van rebellie uit te lokken door posities toe te kennen aan leiders van gewapende groepen en hen straffeloosheid toe te kennen voor het geweld dat ze in het verleden pleegden. In april 2024 werden de leiders van veel Wazalendo-groepen naar Kinshasa gevlogen, waar de leiding van het reserveleger hen opdroeg om te beginnen met het opstellen van lijsten van hun strijders met het oog op hun integratie.
Dit heeft veel gewapende groepen ertoe aangezet om hun rekrutering op te voeren. Het vooruitzicht van integratie heeft ook geleid tot een felle competitie om posities tussen Wazalendo-commandanten. Dit dreigt de vijandigheden tussen de groepen te verergeren.
Andere obstakels -die eerder al zijn voorgekomen- zijn:
1. Eenheid van commando. Kleinere gewapende groepen in een hiërarchische structuur dwingen, werkt niet altijd. De meeste hebben diepe lokale wortels, waarbij hun rekrutering en invloed beperkt is tot een relatief klein gebied. Gewend om in hun thuisgebieden de lakens uit te delen, zijn deze commandanten vaak niet geneigd om bevelen van hoger geplaatste buitenstaanders aan te nemen.
2. Etnische concurrentie. Gewapende groepen kunnen zich verzetten tegen volledige integratie als ze het gevoel hebben dat hun rang en posities in het reserveleger lager zullen zijn, en dat dit hun vermogen zal belemmeren om leden van hun etnische gemeenschap te beschermen. Dergelijke "lokale veiligheidsdilemma's" hebben in het verleden de integratie en demobilisatie van het leger gehinderd.
3. Middelen. Gewapende groepen beschikken momenteel over aanzienlijke inkomsten en een grote vrijheid om deze te verwerven. Zal de leiding van het reserveleger zijn leden toestaan zich bezig te houden met illegale belastingheffing, ontvoering voor losgeld, overvallen en hinderlagen? Zo niet, hoe zullen deze gemiste kansen op inkomsten gecompenseerd worden? Bovendien zal de reservemacht waarschijnlijk concurreren met het leger voor inkomsten-genererende activiteiten. En sommige leden kunnen inlichtingen lekken naar andere gewapende groepen.
Pijnstiller of medicijn?
De reservemacht kan worden gezien als de nieuwste poging om een oplossing te vinden voor het decennialange probleem van de vele gewapende groepen in het oosten van de DRC. Deze keer probeert de regering van hen af te komen door ze op te nemen in de schoot van de staat, maar niet in het officiële leger.
Deze oplossing dreigt echter veel van dezelfde nadelige dynamieken op gang te brengen als bij de integratie van gewapende groepen in het leger. Het kan gewapende mobilisatie en militarisering aanwakkeren in plaats van indammen.
Wazalendo-groepen bevinden zich momenteel in een comfortabele positie en er zijn geen repercussies voor het niet integreren in de reservemacht. Om hen in bedwang te houden zouden zowel het leger als het militaire rechtssysteem van de DRC moeten worden geprofessionaliseerd.
Zelfs als het reserveleger geen negatieve neveneffecten zou hebben, zou het waarschijnlijk geen remedie zijn tegen gewapende mobilisatie. Dat vereist alomvattende vredesinspanningen van onderaf, die diepgewortelde grieven aanpakken met betrekking tot het geweld en conflicten in het verleden over eigendom, grondgebied en lokaal gezag. Zonder dergelijke inspanningen zal de reservemacht in het beste geval een pijnstiller blijven.
Dit vertaalde artikel verscheen eerder in The Conversation.