Image
wapenexport

Shutterstock.com

Forse stijging van de Vlaamse wapenuitvoer in 2021
Artikel
11 minuten

Sinds de inwerkingtreding van het Wapenhandeldecreet in juni 2012, publiceert de Vlaamse regering elk jaar gegevens over de vergunde en geweigerde in-, uit- en doorvoer van militaire goederen naar, vanuit en doorheen het Vlaams Gewest. Deze gegevens worden iedere keer nauwkeurig geanalyseerd door het Vlaams Vredesinstituut, een paraparlementaire instelling bij het Vlaams Parlement ter bevordering van vrede en geweldpreventie. 

De wapenuitvoercijfers voor 2021 liggen opmerkelijk hoog in vergelijking met het jaar ervoor. In 2021 vergunde Vlaanderen voor 143,5 miljoen euro uitvoer en overbrenging van militaire producten. Dat is het hoogste bedrag sinds 2012 en ligt meer dan drie keer zo hoog als in 2020, toen ‘slechts’ voor 42,2 miljoen euro werd vergund. De hoge waarde van de vergunde uitvoer en overbrenging vanuit Vlaanderen in 2021 is vooral te wijten aan een aantal omvangrijke vergunningen. Zo werd in 2021 één enkele vergunning uitgereikt voor de uitvoer van speciaal militair oefenmaterieel naar de Verenigde Staten met een waarde van 50 miljoen euro. Dat is op zich al meer dan de totale vergunde uitvoer in 2020. Daarnaast werd nog een andere grote vergunning toegekend voor de uitvoer, eveneens naar de VS, van militaire elektronica ter waarde van 11,4 miljoen euro.

In totaal reikte de Vlaamse overheid in 2021, 144 nieuwe individuele vergunningen uit voor de definitieve uitvoer of overbrenging van militaire goederen vanuit Vlaanderen. Het aantal uitgereikte vergunningen voor de doorvoer/transport van militaire goederen over Vlaams grondgebied bleef met vier exemplaren laag in 2021. Dat is een voortzetting van een tendens die zich al verschillende jaren voltrekt. In 2018 werden zes doorvoervergunningen voor militaire goederen uitgereikt, in 2019 vier en in 2020 drie.

Twee van de vier doorvoervergunningen in 2021 betroffen onderdelen van gevechtsvliegtuigen afkomstig uit Frankrijk die India als eindbestemming hadden. In beide gevallen ging het om omvangrijke transporten, met een vergunde waarde van respectievelijk 7,1 miljoen euro en 27 miljoen euro. 

De aard van de Vlaamse militaire uitvoer betrof in 2021, net zoals de voorbije jaren, vooral speciaal militair oefenmaterieel (meer bepaald apparatuur voor het nabootsen van militaire scenario’s en simulatoren ontworpen voor het leren gebruiken van vuurwapens). Deze producten vertegenwoordigden in 2021 iets meer dan 40% (of ongeveer 62 miljoen euro) van de Vlaamse vergunde uitvoer. In 2019 vertegenwoordigde deze categorie 80% (of 93 miljoen euro) van de vergunde Vlaamse export en in 2020, 40% (20 miljoen euro). 

Militaire elektronica (9 miljoen euro), vuurgeleidingssystemen (5,1 miljoen euro), en onderdelen van vliegtuigen (4,4 miljoen euro) en van voertuigen (1,6 miljoen euro) waren andere categorieën van de Vlaamse vergunde wapenuitvoer in 2021. Deze verschillende productcategorieën maken traditioneel deel uit van de Vlaamse wapenexport. Hoewel het concrete aandeel van al deze goederen in de totale vergunde export jaarlijks schommelt -vaak als gevolg van een of enkele grote vergunningen die worden uitgereikt- komen ze telkens terug in de analyse van de aard van de Vlaamse vergunde uitvoer en overbrenging van militaire goederen. 

Eindgebruik blijft problematisch

Ongeveer de helft van de vergunde export vanuit Vlaanderen in 2021 was bestemd voor de Verenigde Staten en ongeveer 30% voor het Verenigd Koninkrijk. Binnen de EU blijft Duitsland (12%) een belangrijke afzetmarkt voor Vlaamse militaire producten. Andere bestemmingslanden in 2021 waren Oostenrijk, Frankrijk, India, Brazilië en Australië.

De aard van de Vlaamse uitvoer – veelal hoogtechnologische onderdelen – betekent dat Vlaamse goederen in eerste instantie vaak naar buitenlandse militaire bedrijven gaan om daar geïntegreerd te worden in wapensystemen die daarna pas geleverd worden aan de effectieve eindgebruikers. Een goed zicht krijgen op het werkelijke eindgebruik blijft daarom niet evident.

Het percentage ongekend eindgebruik schommelde de voorbije jaren aanzienlijk. In 2018 bedroeg het ongekend effectief eindgebruik van de Vlaamse vergunde wapenexport slechts 20%, in 2019 liep het dan weer op tot 70%. Deze grote schommelingen zijn tot op zekere hoogte alweer het gevolg van een of enkele omvangrijke vergunningen die in een bepaald jaar worden uitgereikt. 

In 2021 gold dat de militaire industrie (officieel opgetekend als de “defensie-industrie”) in bijna 80% van de vergunde uitvoer de laatst vermelde eindgebruiker was in de rapportage door de Vlaamse overheid. Van de 20% vanuit Vlaanderen vergunde uitvoer waarbij de werkelijke eindgebruiker (overheidsinstantie of krijgsmacht) wel gekend was, bleek ongeveer 13% in de rapportage in eerste instantie ook bestemd te zijn voor de militaire industrie. Minder dan 7% van de vergunde Vlaamse export van militaire goederen en technologieën bleek in 2021 rechtstreeks naar de effectieve eindgebruiker te gaan. 

Op basis van enkele schriftelijke parlementaire vragen blijkt wel dat de effectieve eindgebruikers van de naar de militaire industrie uitgevoerde goederen in bepaalde gevallen wel gekend zijn, in tegenstelling tot wat de officiële rapportage door de Vlaamse overheid laat uitschijnen. Dat is bijvoorbeeld zo voor de vergunning van 50 miljoen euro voor de uitvoer van speciaal militair oefenmaterieel. Volgens de rapportage is de Amerikaanse militaire industrie de laatst gekende eindgebruiker. Uit het antwoord op een schriftelijke parlementaire vraag blijken de betrokken goederen in realiteit bestemd voor het Amerikaans leger, voor gebruik op trainingsbanen in de Verenigde Staten en in Duitsland. De vraag is waarom de effectieve eindgebruiker niet opgenomen wordt in de officiële rapportering indien wel gekend?

Andere soorten vergunningen

Naast individuele vergunningen kunnen Vlaamse bedrijven sinds 2012 ook globale en algemene vergunningen gebruiken voor de buitenlandse handel in militair materieel binnen de grenzen van de Europese Unie. Deze vergunningen werden ingevoerd om de wapenhandel te vergemakkelijken. Minder administratie betekent in dit geval ook minder toezicht. 

Bij een algemene vergunning mogen leveranciers die aan de voorwaarden voldoen, zonder voorafgaande toestemming producten versturen naar specifieke categorieën van ontvangers. Een globale vergunning laat een leverancier toe diverse producten te versturen naar een reeks van potentiële ontvangers. Gebruikers van beide types vergunningen rapporteren enkel over effectieve transacties. De Vlaamse overheid publiceert dan ook enkel de effectief gerealiseerde overbrenging of uitvoer via de geldende globale en algemene vergunningen. Deze gegevens kunnen daarom niet zomaar samengenomen worden met de waardes van de vergunde individuele transacties. 

De Vlaamse overheid voorziet in het Vlaams Wapenhandeldecreet, vijf soorten algemene vergunningen. Twee daarvan gelden voor tijdelijke intra-Europese overbrengingen van militair materieel in het kader van demonstraties, deelname aan beurzen, of voor herstellingen en onderhoud. Het tijdelijke karakter betekent dat deze goederen per definitie na verloop van tijd terug naar Vlaanderen terugkeren.

Daarnaast bestaan er drie algemene vergunningen voor definitieve transacties. Concreet gaat het om de overbrenging naar andere Europese strijdkrachten, de overbrenging naar zogenaamde gecertificeerde bedrijven binnen de EU, en de overbrenging in het kader van intergouvernementele samenwerkingsverbanden tussen EU-lidstaten met het ook op de ontwikkeling en productie van militair materieel.

In 2021 werden via deze drie algemene vergunningen voor definitieve transacties, militaire goederen ter waarde van 25,2 miljoen euro overgebracht vanuit Vlaanderen naar andere Europese lidstaten. 
Het grootste deel betrof de levering aan de Franse krijgsmacht van optische wapenvizieren en nachtkijkers voor vuurwapens met een gezamenlijke waarde van 17,8 miljoen euro. Twee transacties, ter waarde van een miljoen euro, waren bestemd voor zogenaamde gecertificeerde personen in respectievelijk Duitsland en Frankrijk. Tot slot werden militaire goederen ter waarde van 4,8 miljoen euro overgebracht naar diverse EU-bestemmingen in het kader van Europese samenwerkingsverbanden voor de ontwikkeling van nieuwe militaire systemen. 

Het gebruik van de geldige globale vergunningen ligt traditioneel een stuk lager dan het gebruik van de algemene vergunningen. In 2021 werd via dertien globale vergunningen voor 3,6 miljoen euro aan militaire goederen overgebracht naar bestemmelingen in de EU. Deze waarde ligt enigszins hoger dan de voorbije jaren, maar blijft relatief beperkt. 

In 2021 zijn via globale en algemene vergunningen drie types van militaire goederen overgebracht vanuit het Vlaams Gewest. Wapenvizieren en nachtkijkers voor montage op vuurwapens, bestemd voor de Franse krijgsmacht, stonden in voor het grootste aandeel van deze effectieve overbrenging vanuit Vlaanderen.

Militaire voertuigen en voertuigonderdelen vormden een tweede categorie van goederen die via beide types vergunningen werden overgebracht. Enerzijds betrof het onderdelen voor zogenaamde gecertificeerde personen/bedrijven. Anderzijds werden voertuigonderdelen via verschillende globale vergunningen overgebracht naar de Zweedse militaire industrie, met als effectieve eindgebruikers de Zweedse, Zwitserse, Deense, Estse en Nederlandse krijgsmachten.

De derde categorie zijn onderdelen van militaire vliegtuigen en van vliegtuigmotoren ter waarde van 5,4 miljoen euro, die vooral overgebracht werden in het kader van intergouvernementele samenwerkingsprogramma’s tussen Europese lidstaten. Voor ongeveer 80% van de overbrenging via algemene en globale vergunningen is de effectieve eindgebruiker gekend. 

Afgewezen vergunningen

Jaarlijks worden een aantal aangevraagde vergunningen voor de overbrenging of uitvoer van militaire goederen vanuit Vlaanderen geweigerd omdat de transacties volgens de Vlaamse overheid een inbreuk zijn op de beoordelingscriteria in het Wapenhandeldecreet. 

In 2021 werden twee vergunningen voor de definitieve of tijdelijke uitvoer van defensiegerelateerde producten geweigerd. De eerste afgewezen uitvoervergunning had betrekking op onderdelen van voertuigen met een waarde van 880.000 euro. De goederen waren in eerste instantie bestemd voor de militaire industrie in Spanje, waarna ze, na integratie, zouden worden uitgevoerd naar de Marokkaanse krijgsmacht. De vergunning werd geweigerd omdat eindgebruiker Marokko betrokken is bij een regionaal gewapend conflict en de Vlaamse goederen dus in een gewapend conflict zouden kunnen worden ingezet. 

De tweede geweigerde vergunning betrof de tijdelijke uitvoer van harde kogelvrije kledij naar Vietnam voor de krijgsmacht en een ordehandhavingsinstantie. De Vlaamse overheid keurde deze vergunning af omwille van het duidelijk risico dat de goederen in kwestie gebruikt zouden worden bij het begaan van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht of van de mensenrechten. 

Naast deze twee weigeringen reikte de Vlaamse overheid ook een negatief voorlopig advies uit. Dat is een niet-bindende inschatting over de eventuele toelaatbaarheid van een bepaalde in-, uit- of doorvoer van militaire goederen en heeft onder meer de bedoeling om bedrijven beter te laten beoordelen of de intekening op een buitenlandse overheidsopdracht haalbaar en zinvol is. Het advies heeft dus nog geen betrekking op een formele vergunningsaanvraag en is bijgevolg geen formele weigering. 

In 2021 gaf de overheid zo’n negatief voorlopig advies voor de eventuele uitvoer van speciaal militair oefenmaterieel bedoeld voor opleidingen in het gebruik van vuurwapens door de krijgsmacht in de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). Het advies was negatief omwille van het gedrag van de VAE ten aanzien van de internationale gemeenschap en het feit dat dit land, volgens de Vlaamse regering, zijn internationale verplichtingen en verbintenissen betreffende het geweldverbod als vermeld in Artikel 2 van het Handvest van de VN, het internationaal humanitair recht, en de non-proliferatie en ontwapening niet nakomt. De Vlaamse regering was ook van mening dat deze potentiële uitvoer “strijdig zou zijn met de externe belangen en internationale doelstellingen van het Vlaams Gewest en België”. 

Opvallend is dat de Vlaamse overheid wel een positief advies gaf voor een gelijkaardige export naar de krijgsmacht in Qatar, een even repressief land als de VAE dat momenteel zwaar onder vuur ligt in de media omwille van zijn dubieuze mensenrechtenpraktijken, specifiek ten opzichte van migrantenarbeiders. Het verschil is wellicht dat Qatar, in tegenstelling tot de VAE, sinds 2017 geen deel meer uitmaakt van de oorlogscoalitie onder leiding van Saoedi-Arabië die al sinds 2015 intervenieert in Jemen. Daar voltrekt zich een ware humanitaire crisis en vielen volgens de Verenigde Naties al meer dan 350.000 doden, waaronder meer dan 150.000 als rechtstreeks gevolg van het oorlogsgeweld.  

Het is uiteraard noodzakelijk dat er humanitaire criteria bestaan waaraan export- en doorvoervergunningen van militair materiaal getoetst worden. Maar het valt op dat er niet per se consequent geoordeeld wordt. Zo kan men zich vragen stellen bij de goedkeuring van de export van Vlaamse militaire goederen in 2021 naar Brazilië en India. De dramatische gevolgen van de gewelddadige staatsrepressie tegen inheems protest en van de dodelijke politieraids in stedelijke sloppenwijken (favella’s) onder de rechts-populistische Braziliaanse president Bolsonaro waren toen al genoegzaam bekend. 

In India moedigt de Hindoe-nationalistische regering van president Modi al jaren geweld tegen moslims aan en wordt vreedzaam protest regelmatig brutaal onderdrukt door de ordehandhavingstroepen (in 2019 vielen nog tientallen doden tijdens demonstraties tegen een discriminerende wet die de definitie van het Indiaas burgerschap wijzigde). Bovendien is het land ook verwikkeld in verschillende interne conflicten, waarvan wellicht het bekendste in Kasjmir.               

In 2021 ging de grootste brok van de Vlaamse vergunde uit- en doorvoer van militaire goederen naar de Verenigde Staten. Als NAVO-partner is de VS een militaire bondgenoot van België en wordt de wapenexport naar dat land helemaal niet in vraag gesteld. De Vlaamse en federale regeringen delen uiteraard niet de mening van de vredesbeweging dat de VS een geschiedenis met zich meedraagt van oorlogsagressie, inbreuken op het internationaal recht en oorlogsrecht (Irak, Afghanistan, Libië, …). Bovendien is de VS de grootste speler op de internationale wapenmarkt met verschillende klanten in conflictgebieden, waardoor de kans groot is dat wapensystemen met Vlaamse onderdelen bij problematische eindgebruikers terechtkomen. Dat zou een voldoende reden moeten zijn om erg omzichtig te zijn met de uitvoer van militaire goederen.

Of een bestemmingsland beschouwd wordt als een politieke en economische bondgenoot blijft echter een disproportioneel grote rol spelen bij de goedkeuring van wapenvergunningen.

Als de buitenlandse interventie in Jemen een reden is om geen vergunningen te adviseren voor de Verenigde Arabische Emiraten, dan zou de bewapening van dit land (en van coalitieleider Saoedi-Arabië) door de VS een goede reden moeten zijn om geen militaire exportvergunningen richting Washington goed te keuren waarvan het effectieve eindgebruik niet gekend is. Vlaamse wapenonderdelen kunnen gemakkelijk door de militaire industrie in de VS geïntegreerd worden in wapensystemen die vervolgens uitgevoerd worden naar bijvoorbeeld Saoedi-Arabië om ingezet te worden in Jemen. 

Humanitaire criteria zijn uitsluitend nuttig en doeltreffend als de effectieve eindgebruiker van het uitgevoerde en doorgevoerde militair materiaal gekend is. Indien niet zou een voorzichtigheidsprincipe toegepast moeten worden en de vergunning bijgevolg geweigerd.

 


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Thema
Land

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.