Image
Geen kaki op straat: stand van zaken
Beeld: Lectrr
Geen kaki op straat: stand van zaken
Actieverslag
4 minuten

Zonder veel uitstel heeft de Ministerraad op 29 mei jongstleden aangekondigd dat de aanwezigheid van militairen op straat wordt verlengd: ‘Op voorstel van de Minister van Veiligheid en Binnenlandse zaken (…) heeft de Ministerraad besloten om de inzet van maximaal 210 militairen op het terrein te handhaven’. Officieel constateren we dus dat de regering unaniem optreedt in een dossier dat klaarblijkelijk niets anders meer is dan een gewone administratieve formaliteit. De aanwezigheid van militairen op straat is al quasi normaal geworden.

Dat neemt niet weg dat het inzetten van militairen in onze straten een illegale maatregel is, en bovendien volslagen disproportioneel in verhouding tot de doelen die ermee worden beoogd. Wij hebben dus klacht ingediend bij de gouverneurs van de provincies die te maken hebben met de inzet van onze krijgsmacht. Naast de klacht bezorgden we ze ook de verslagen van de diverse contacten die we hebben gehad met de officiële betrokkenen in de beslissingsketen (het Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse, de Eerste Minister, de Minister van Binnenlandse Zaken, de Minister van Defensie en de Burgemeesters van de betrokken gemeenten) om informatie te verwerven over de akten en besluiten die genomen zijn om de aanwezigheid van het leger op straat toe te staan, conform artikel 32 van de Grondwet en de Wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur.

Na lezing van de diverse uitwisselingen, konden we met grote verbazing constateren met welk onthutsend gemak de Ministerraad van maand tot maand besluit dat 'de inzet gehandhaafd blijft' (de laatste beslissing over het verlengen van die inzet werd zelfs door de Ministerraad genomen na een simpele mailwisseling!).

De verschillende correspondenties die we hebben ontvangen onderstrepen bovendien dat niemand de verantwoordelijkheid voor de beslissing die de onrustbarende aanwezigheid van militairen op straat mogelijk heeft gemaakt, op zich wil nemen. Zo beschikt de Eerste Minister, die de Ministerraad voorzit, 'niet over de documenten en besluiten waarop de huidige aanwezigheid van militairen op straat is gebaseerd’ (mail d.d. 23 maart 2015). Hij verwijst ons dan ook door naar de Minister van Defensie en naar de Minister van Binnenlandse Zaken voor een kopie van het akkoordprotocol dat uitsluitend door deze twee diensten onderling gesloten zou zijn. Intussen laat het antwoord van de Minister van Binnenlandse Zaken nog altijd op zich wachten, maar de Minister van Defensie houdt van zijn kant vol dat de aanwezigheid van het leger op straat… ‘een beslissing is van de regering tijdens de Ministerraad’ (mail d.d. 14 april 2015).

Pardon? Hebben de militairen die beslissing dan zelf genomen waar iedereen bijstond? Of is de beslissing juridisch dermate onhoudbaar dat niemand wil worden verplicht zich te rechtvaardigen voor het gemak waarmee die zou zijn genomen?

De inzet van militairen op straat voor openbare ordehandhaving is door de wetgever aan een strikt kader gebonden. De wet bepaalt dat zo’n maatregel in een rechtstaat een laatste redmiddel moet zijn. En gelukkig maar, want de geschiedenis bewijst welk potentieel misbruik ervan kan worden gemaakt. Volgens de wet – en het democratische gezond verstand dat een van de meerderheidspartijen dierbaar is – is het niet de rol van het leger om zich bezig te houden met het handhaven van de openbare orde en de binnenlandse veiligheid. Dat is de rol van de lokale politie, eventueel bijgestaan door de federale politie. Ingeval van ‘ophanden zijnde, ernstige’ dreigingen daarentegen is de inzet van militairen wettelijk een optie als de politiekorpsen niet meer in staat zijn om aan de eisen te voldoen die door een dergelijke graad van onveiligheid worden gesteld. Maar zelfs in de nasleep van de moordaanslagen in de burelen van Charlie Hebdo en van de antiterroristische operatie in Verviers is geen enkele ‘ophanden zijnde, ernstige’ dreiging (niveau 4 op een schaal van 4) geconstateerd door het enige orgaan dat de competentie heeft om het dreigingsniveau vast te stellen. Daarom is het besluit om desondanks militairen in te zetten op straat een ernstige aantasting van onze democratische grondslagen en onze rechtstaat. De burgermaatschappij heeft de plicht om daarop te wijzen, temeer als die ernstige inbreuk op de democratie openlijk wordt afgeschilderd als een heilzaam ommetje in de open lucht.

Ps. Enkele tientallen mensen gaven gehoor aan onze oproep om de juridische procedure tegen de militairen in de straat financieel te steunen. Waarvoor dank!

 


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.