Het droneprogramma van de Verenigde Staten draait al een aantal jaren op volle toeren. Van op afstand bestuurde onbemande gewapende vliegtuigjes worden op grote schaal ingezet in de zogenaamde 'globale oorlog tegen het terrorisme' in landen zoals Afghanistan, Pakistan, Somalië en Jemen. Over het gebruik van de drones wordt maar weinig vrijgegeven, met als ultieme reden de vijand niet in de kaart te willen spelen, maar iedereen weet dat er aan het droneprogramma een reukje zit. Niet alleen worden de vliegtuigjes ingezet in soevereine landen om buitenrechtelijke executies uit te voeren, ze zijn ook veel minder precies dan de VS-regering beweert. Eind oktober publiceerden de NGO's Amnesty International en Human Rights Watch elk een rapport over het groot aantal burgerslachtoffers dat deze drones maken.
Jemen
Het recente rapport van de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) concentreert zich op drone-aanvallen in Jemen. Amerika bestrijdt daar 'Al-Qaeda op het Arabisch Schiereiland' (AQAP), de in Jemen gevestigde islamistische groepering die de wapens opneemt tegen het huidige Jemenitische regime. Volgens de VS is AQAP de terroristische organisatie gelieerd aan Al-Qaeda die het meest actief is. Sinds 2009 hebben het Amerikaanse 'Joint Special Operations Commando' (een gedeeltelijk geheime tak van het VS-leger) en de 'Central Intelligence Agency' (CIA) al ongeveer 80 doelgerichte moordaanslagen gepleegd in Jemen. Deze aanvallen met drones, oorlogsvliegtuigen en kruisraketten hebben er ten minste 473 strijders en burgers gedood. In het HRW-rapport worden 6 doelgerichte VS-aanvallen onderzocht die door de Amerikaanse regering niet erkend worden -één daarvan vond plaats in 2009 en de rest in 2012-2013. In totaal vonden 82 mensen de dood bij deze 6 aanvallen. Ten minste 57 van de dodelijke slachtoffers waren gewone burgers. Een van de 6 gedocumenteerde incidenten gebeurde in Khashamir, een dorp in het zuidoosten van Jemen. Op de avond van 29 augustus 2012 was daar een groepje van 5 mannen samengekomen in een bosje van dadelpalmen achter de plaatselijke moskee voor een gesprek: 3 vermeende AQAP-leden, een geestelijke en zijn neef. De geestelijke, Salim bin Ali Jaber -vader van zeven kinderen- stond bekend om zijn preken tegen AQAP en de gewelddadige methoden die AQAP hanteert. Het was om die reden dat de AQAP-sympathisanten een woordje met de man wilden wisselen die avond. De neef van Salim bin Ali Jaber, Walid bin Ali Jaber, een van de weinige politieagenten van het dorp, was meegekomen om de veiligheid van de geestelijke te garanderen. Een op afstand bediend vliegtuig vuurde 3 Hellfire raketten af op de mannen. Vier van hen waren op slag dood. Hun lichaamsdelen vlogen in het rond. Een vierde raket doodde de laatste man terwijl hij aan het wegkruipen was. Een andere door HRW onderzochte drone-aanval werd ingezet op 17 april 2013. In het Centraal-Jemense dorp Wessab werden toen ten minste 3 Hellfire raketten afgevuurd op een auto. De aanval doodde een vermeende lokale AQAP-leider, Hamid al-Radmi, alsook zijn chauffeur en twee bodyguards. Niets wijst er op dat deze verdachte niet gewoon opgepakt had kunnen worden, want Al-Radmi was een van de meest openbare figuren in Wessab. Het is bovendien niet bewezen dat hij een rol speelde in ook maar een enkele militaire operatie van AQAP. Nog een voorbeeld aangehaald door HRW: op 23 januari 2013 vuurde een drone een Hellfire-raket af op een wagen die op weg was naar Sanhan, een stad 20 kilometer ten zuidoosten van de Jemenitische hoofdstad Sanaa. Twee van de vier inzittenden werden er van verdacht lid te zijn van AQAP. De andere twee passagiers waren burgers, een chauffeur en zijn neef, ingehuurd door de twee verdachten om hen naar Sanhan te brengen. De Jemenitische minister van Binnenlandse Zaken heeft achteraf verklaard in een brief aan de families van de slachtoffers dat de twee neven niets te maken hadden met AQAP, maar de nabestaanden werden niet gecompenseerd voor hun verlies, niet door Jemen, noch door de VS. Deze voorbeelden uit het rapport van HRW tonen aan dat het gebruik van drones niet bepaald propere militaire operaties oplevert.
Richtlijnen
De Verenigde Staten voert al een decennium doelgerichte en buitengerechtelijke moordaanslagen uit, niet alleen in Jemen maar ook in bijvoorbeeld Pakistan, Afghanistan en Somalië. Volgens Drone Watch werden tussen 2004 en 2012, alleen in Pakistan, meer dan 330 drone-aanvallen uitgevoerd, waarbij ongeveer 3000 mensen -waaronder 175 kinderen- de dood vonden. Na vele jaren van niet toegeven, noch ontkennen begonnen president Obama en andere Amerikaanse topambtenaren in 2010 publiekelijk te erkennen dat er weldegelijk een programma voor het doelgericht doden van terreurverdachten bestond. Bekommernissen rond nationale veiligheid werden echter ingeroepen om zo weinig mogelijk informatie over individuele aanvallen te moeten vrijgeven. Tot op heden heeft de VS bijvoorbeeld geen cijfers vrijgegeven over het totaal aantal uitgevoerde aanvallen en het aantal daarbij omgekomen of verwonde personen. Slechts bij hoge uitzondering worden de bedoelde doelwitten met naam en toenaam vernoemd, meestal om te laten weten dat er een belangrijke verdachte uitgeschakeld is. Toenemende kritiek op het gebruik van drones en de occasioneel doorsijpelende berichten van de gruwelijke gevolgen ervan, noopten de VS-regering er de afgelopen jaren toe om wat meer tekst en uitleg te geven bij haar beleid van doelgerichte aanslagen in het buitenland. De verstrekte informatie en de rechtvaardiging van het drone-beleid bleef echter fragmentarisch en zeer op de vlakte. In een speech gebracht op 23 mei 2013, 12 jaar nadat het drone-programma van start ging, kwam Obama eindelijk op de proppen met een aantal richtlijnen -gebundeld in de 'Presidential Policy Guidance'- die de VS nastreeft bij het doelgericht uitschakelen van verdachten. De president legde ook het legale kader uit waarbinnen drones worden ingezet. Volgens Obama heeft de VS een sterke voorkeur voor de arrestatie en vervolging van terroristen, maar is deze aanpak soms uitgesloten wegens bijvoorbeeld het moeilijke terrein waarin geopereerd moet worden, de onmogelijkheid of de onwil van de betrokken landen om mee te werken, of het gevaar op dodelijke slachtoffers bij de ingezette speciale eenheden en de plaatselijke bevolking. Het is in deze context dat de doelgerichte drone-aanvallen volgens de VS-president een welgekomen alternatief bieden. In zijn 23 mei-speech stelde Obama het als volgt: “eenvoudig gezegd, deze aanvallen hebben levens gered”. Obama vervolgt: “bovendien zijn de acties van de Verenigde Staten legaal. We werden aangevallen op 9/11. Binnen de week autoriseerde het Congress met een overweldigende meerderheid het gebruik van geweld. Volgens de binnenlandse wetgeving, en het internationaal recht is de Verenigde Staten in oorlog met Al-Qaeda, de Taliban en de met hen geassocieerde krachten... Dit is een rechtvaardige oorlog. Een oorlog die proportioneel gevoerd wordt, in laatste instantie en uit zelfverdediging.” De inzet van drones en de richtlijnen die daarbij nagestreefd worden, worden dus gekaderd door de VS in een oorlogssituatie. Volgens Obama leidt het geen twijfel dat de VS zich sinds de 9/11 aanslagen van 2001, in een staat van oorlog bevindt. Maar de VS verklaarde de oorlog aan het terrorisme, aan Al-Qaeda en aan gelieerde groepen, niet aan de landen waar de drones ingezet worden. In de oorlog tegen het terrorisme wordt de hele wereld gemakshalve herleidt tot één groot oorlogsgebied, zonder rekening te houden met grenzen en soevereiniteit.
Internationaal recht
Het internationaal recht voorziet alleen een wettelijk kader voor oorlogssituaties tussen soevereine staten of tussen staten en interne gewapende groepen. De uitvoering door een staat van militaire operaties in een andere soevereine staat, tegen een interne gewapende groepering, zonder dat de expliciete hulp van de agerende staat werd ingeroepen, is dus illegaal volgens het internationaal recht. Indien de VS zou handelen op vraag van pakweg de Jemenitische regering in het kader van haar interne conflict met AQAP, dan vinden organisaties zoals HRW en Amnesty International dat de Amerikaanse militaire acties onder het internationaal humanitair recht of de oorlogswetten vallen -op voorwaarde dat de interventie-operaties niet op eigen houtje uitgevoerd worden uiteraard (zoals wel het geval was voor de 6 HRW-voorbeelden). Het internationaal humanitair recht reguleert het verloop van gewapende conflicten, probeert de impact ervan op personen en groepen die er niet aan participeren in te perken, en legt limieten op aan de middelen en de methoden van oorlogsvoering. Volgens deze oorlogswetten moeten alle mogelijke voorzorgsmaatregelen genomen worden om letsels bij burgers te vermijden. Eveneens volgens deze wetten zijn alleen strijders legitieme militaire doelwitten. Personen die een gewapende groep steunen of ermee sympathiseren, maar niet rechtstreeks deelnemen aan militaire operaties zijn dat niet. Het gebruik van willekeurige wapens zoals drones, waarbij disproportioneel veel of alleen burgerslachtoffers vallen, zou dus ook binnen een internationaal rechtelijk erkend kader neerkomen op een schending van het internationaal humanitair recht of op een oorlogsmisdaad. Vredesorganisaties, zoals Vrede vzw, gaan ervan uit dat de VS-drone-aanvallen niet onder de internationale oorlogswetgeving vallen, maar onder de gewone conventie van de mensenrechten (het overal geldende internationaal recht dat de relaties van staten en individuen regelt in een alledaagse context) omdat de VS zich officieel niet in staat van oorlog bevindt met de landen waar het opereert. Ze zijn bijgevolg totaal illegaal en een zware criminele misdaad. Het gebruik van dodelijk geweld is ook in het kader van de ordehandhaving alleen maar toegestaan wanneer er een onmiddellijke bedreiging is voor mensenlevens.
De richtlijnen voor het uitvoeren van doelgerichte dodelijke drone-aanslagen, vastgelegd in de 'Presidential Policy Guidance', zijn ondanks de Amerikaanse oorlogsretoriek duidelijk gekaderd in een context van ordehandhaving waarin de gewone internationale conventie van de mensenrechten geldt. In de Policy Guidance staat immers dat de VS alleen doelgerichte aanvallen zal uitvoeren tegen individuen “die een onmiddellijk gevaar vormen voor het Amerikaans volk” en alleen wanneer “het bijna zeker is dat er geen burgers verwond of gedood zullen worden”. Volgens Obama zal Amerika niet toeslaan als “we de mogelijkheid hebben om individuele terroristen op te pakken. Het is altijd onze voorkeur om verdachten op te pakken, te ondervragen en te vervolgen”. De hele internationaalrechtelijke context even buiten beschouwing gelaten, moeten we vaststellen dat de Amerikaanse drone-aanvallen zelfs niet voldoen aan de zelf opgelegde richtlijnen van de Presidential Policy Guidance.
Averechts effect
Los van de vele discussies over het wettelijk kader van de Amerikaanse drone-aanvallen, leiden de brutale afslachting van burgers en het gebrek aan compensatie voor hun families tot heel wat woede en frustratie ten opzichte van de VS - gevoelens die net in het voordeel spelen van de door de VS geviseerde groepen. Zoals de voormalige Amerikaanse legerofficier Andrew McDonald Exum het stelt: “elk van deze civiele doden vertegenwoordigt een vervreemde familie, een nieuw verlangen naar wraak, en betekent meer rekruten voor een militante beweging die exponentieel gegroeid is terwijl de drone-aanvallen gestegen zijn.” Een voortzetting van het drone-beleid in Jemen bijvoorbeeld zal de anti-Amerikaanse gevoelens en de aantrekkingskracht van AQAP alleen maar doen toenemen. In verschillende reacties na Amerikaanse drone-aanslagen stelde AQAP dat de VS geen oorlog voert tegen Al-Qaeda, maar tegen alle moslims. Dit wordt met klem ontkend door Obama, die er in zijn speech terecht op wees dat moslims wereldwijd de grootste slachtoffers zijn van terroristische aanslagen. Diep bedroefde nabestaanden hebben hier echter geen boodschap aan. Nabeel Khoury, een voormalige topmedewerker voor het VS-ministerie van Buitenlandse Zaken tussen 2004 en 2007, bevestigde aan de Cairo Review dat het gebruik van drones tegen vermeende Al-Qaeda operatieven massaal anti-Amerikaanse gevoelens kweekt in de getroffen gebieden. In Jemen creëert elke aanval tientallen nieuwe Amerikaanse vijanden. In Kashamir hebben alle inwoners -mannen, vrouwen en zelfs kinderen- de foto's gezien van hun geestelijke leider Salim bin Ali Jaber en zijn neef Walid na de drone-aanslag. Of beter gezegd foto's van wat er van hen overschoot, want hun verkoolde lichamen waren in stukken gereten. Familieleden moesten Salim identificeren aan de hand van zijn kaakbeen en Walid werd herkend via de overblijfselen van zijn pistool en zijn versierde riem. “Als de dorpelingen deze beelden zien, dan denken ze aan Amerika”, getuigt een familielid van Salim en Walid aan HRW: “Wij Jemenieten zijn degenen die de prijs betalen voor de oorlog tegen het terrorisme. We zitten gevangen tussen drones aan de ene kant en Al-Qaeda aan de andere kant”. Verschillende Jemenitische gemeenschappen hebben al wegblokkeringen opgetrokken en betogingen georganiseerd tegen Amerika en zijn laakbare praktijken in het land. Ze eisen criminele straffen voor de uitvoerders van doelgerichte moordaanslagen. In Pakistan hebben de vele drone-aanvallen een gelijkaardig effect op de bevolking. Amnesty International (AI) publiceerde afgelopen oktober een rapport over een onderzoek naar 45 drone-aanvallen tussen januari 2012 en augustus 2013 in het tribale gebied Noord-Waziristan, in het noordwesten van Pakistan. De mensenrechtenorganisatie verrichtte een zeer gedetailleerd veldonderzoek naar 9 van deze incidenten. Zo werd de 68-jarige grootmoeder Mamana Bibi in oktober 2012 vermoord tijdens een dubbele drone-aanval, terwijl ze samen met een aantal van haar kleinkinderen groenten aan het plukken was op het veld van de familie. In juli 2012 werden 18 arbeiders, waaronder een 14-jarige jongen, het slachtoffer van een meervoudige aanval op een verarmd dorpje vlakbij de grens met Afghanistan. De mannen stonden op het punt om van het avondmaal te genieten na een lange werkdag toen ze geviseerd werden door drones. In tegenstelling tot de Amerikaanse beweringen dat de afgemaakte personen allemaal 'terroristen' waren, ontdekte AI dat geen van de slachtoffers iets te maken had met strijdende groepen en dat ze zeker geen bedreiging vormden voor de VS of zijn bondgenoten in de regio. Amnesty documenteerde ook gevallen van drone-aanvallen tegen mensen en hulpverleners die toegesneld waren om de gewonde slachtoffers van een eerdere drone-aanslag te helpen. In Noord-Waziristan hebben de Amerikaanse drone-aanvallen het lijden van de plaatselijke bevolking alleen maar doen toenemen. De mensen leven er in angst voor de dood die letterlijk elk moment uit de lucht kan vallen. Dit komt bovenop de schrik om verwikkeld te geraken in de gevechten tussen extremistische gewapende groepen en het Pakistaanse leger. Het geweld kan van alle kanten komen. De bewoners van de tribale regio's hebben maar weinig controle over de al dan niet aanwezigheid van Taliban of aan Al-Qaeda-gelinkte groepen in hun dorpen en districten. In Noord-Waziristan hebben deze extremistische groepen al tientallen mensen vermoord omdat ze ervan verdacht werden informanten te zijn voor de Amerikaanse drone-aanvallen. Inwoners van het stadje Mir Ali vertelden aan de medewerkers van Amnesty International dat er regelmatig lichamen langs de weg gedumpt worden, vergezeld van de geschreven boodschap dat iedereen die samenwerkt met de VS hetzelfde lot beschoren is. Vele inwoners waren zelfs te bang om met AI te spreken over de impact van de drones.
Transparantie
Mensenrechtenorganisaties en vredesbewegingen eisen al een hele tijd dat de VS meer informatie zou vrijgeven over zijn drone-programma en de uitgevoerde drone-aanvallen. In oktober 2013 sloten Speciale Rapporteurs van de VN zich in twee verschillende officiële rapporten aan bij deze eis. Ze benadrukten expliciet de nood aan transparantie wat het gebruik van drones betreft, niet alleen vanwege de VS maar ook van andere naties die gebruik maken van drones, namelijk het Verenigd Koninkrijk en Israël. De Speciale Rapporteur van de VN voor buitengerechtelijke, standrechtelijke of arbitraire executies, Christof Heyns, stelt in zijn rapport: “In deze context is de eerste stap in de richting van het beschermen van de mensenrechten, transparantie over het gebruik van drones. Een gebrek aan gepaste transparantie en verantwoordingsplicht rond de inzet van drones ondermijnt de rechtsorde en kan de internationale veiligheid bedreigen”. Maar de recente belofte van de Verenigde Staten om de transparantie over drone-aanvallen te vergroten, is nog niet ingelost. Volgens het ministerie van Defensie moeten dit soort van operaties geheim blijven om doeltreffend te zijn. Ook over de nasleep van een aanval weigert de VS feitelijke en wettelijke basisinformatie te verstrekken. De betrokken Amerikaanse diensten houden nochtans alles minutieus bij, zoals opgedragen door hun president. De geheimhouderij heeft de VS in staat gesteld om te ageren in totale straffeloosheid. Geen enkele VS-functionaris heeft ooit verantwoording moeten afleggen voor het onwettelijk doden van burgers met drones. Dezelfde geheimhouderij heeft ook de toekenning van elke vorm van compensatie aan slachtoffers en hun families tegengehouden. Volgens de Amerikaanse regering wordt er samengewerkt met lokale autoriteiten om “condoleance betalingen” te voorzien aan burgerslachtoffers, maar HRW stelt in zijn rapport dat het geen enkel bewijs heeft gevonden dat de Amerikanen effectief al families gecompenseerd hebben in Jemen. En hoe kunnen slachtoffers verhaal halen als de verantwoordelijkheid voor de meeste drone-aanvallen niet eens erkend wordt door de VS? Bij de drone-aanvallen die wel erkend worden, luidt het steevast dat de getroffen individuen allemaal 'vijandige strijders' zijn. In het recente verleden beweerden de Amerikaanse autoriteiten over de drone-aanvallen in Jemen dat ze “alleen maar die AQAP-leden en -leiders viseren die een rechtstreekse bedreiging vormen voor het thuisland, en niet de AQAP-strijders die vechten in de lokale opstand tegen de Jemenitische regering.” Voor zover enige AQAP-strijder al een reële bedreiging zou kunnen vormen voor 'het thuisland' is het onduidelijk hoe de VS deze strijders van elkaar zou kunnen onderscheiden. Bovendien blijkt dat de definitie die de CIA hanteert voor 'vijandige strijders' simpel is: elk mannelijk individu van een leeftijd waarop hij tot een militie zou kunnen behoren, en die zich in een geviseerde aanvalszone bevindt. Foutieve inlichtingen, verkeerde identificatie, storingen, enzovoort hebben al geleid tot de dood van tientallen niet-geviseerde individuen en onschuldige burgers.
Besluit
Drone-aanvallen schenden de nationale soevereiniteit en het internationaal recht; zijn inaccuraat en worden ingezet gebaseerd op basis van dubieuze criteria; terroriseren lokale gemeenschappen en lokken woede, anti-Amerikaanse gevoelens en wraakacties uit. Terwijl in de media alleen maar uitgepakt wordt met de grote vissen die de drones hebben uitgeschakeld, worden er zo veel burgers gedood dat het ronduit belachelijk is om te geloven dat dit soort van programma's de wereld een veiligere plek maakt.
Dit artikel verscheen in ons tijdschrift 'VREDE - Tijdschrift voor internationale politiek' Blijf op de hoogte en abonneer u hier!