Het droge Noord-Afrikaanse woestijnklimaat vormde de ideale omgeving voor de 22ste Conferentie van de Partijen (COP 22) van de Klimaatconventie van de Verenigde Naties (UNFCCC), die doorging van 7 tot 18 november in Marokko.
Het gastland sprak van 'de conferentie van de actie' omdat ze het Akkoord van Parijs uit 2015 moest vertalen naar concrete verbintenissen en initiatieven van staten. Het resultaat oogt echter mager.
Het tandloze Akkoord van Parijs, vorig jaar overeengekomen tijdens de COP 21, werd ondertussen geratificeerd door 110 landen, die samen zeker goed zijn voor meer dan de helft van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen. Daarmee werd aan de vooravond van de COP 22 voldaan aan de voorwaarden voor de effectieve inwerkingtreding van het Akkoord van Parijs. Was het daarom dat de Marokkanen de meer dan 5000 gasten van de COP22 verwelkomden in een exuberante feestsfeer, of lag het gewoon aan hun gastvrije en vrolijke natuur? De Marokkaanse stad Marrakesh werd gedurende de conferentie in ieder geval omgetoverd tot een waar festivalterrein. Er waren grote tenten, kleurrijke versieringen, kunstinstallaties, tentoonstellingen, laserlichtshows, enzovoort. Veel reden tot feesten was er nochtans niet.
De conferentie zelf was nog maar goed en wel op gang getrokken of de wereld kreeg het nieuws te verwerken dat de notoire klimaatscepticus Donald Trump de verkiezingsstrijd in de Verenigde Staten had gewonnen. Zakenmagnaat Trump tweette in 2012 naar zijn meer dan 17 miljoen volgers dat “het concept van de opwarming van de aarde gecreëerd werd door de Chinezen om de Amerikaanse productie minder competitief te maken”. Van zodra Trump de Republikeinse nominatie voor presidentskandidaat in de wacht gesleept had, diepte de pers heel wat van zijn oudere sociale media-posts terug op en blijkbaar waren zijn beweringen over China en de klimaatverandering ook doorgedrongen tot in Beijing. Liu Zhenman, de Chinese viceminister van Buitenlandse Zaken, richtte zich op een luchtige persconferentie tijdens de COP 22 specifiek tot Trump toen hij zei dat China de klimaatopwarming niet had uitgevonden. Hij wees er ook op dat het twee Republikeinse presidenten waren -Reagan en Bush senior- die klimaatonderhandelingen wilden opstarten in de jaren 1980. Dit kleine grapje ten koste van de Verenigde Staten maskeert de ernst van de zaak, want in de aanloop naar de recente presidentsverkiezingen bleek dat Trumps klimaatscepticisme nog altijd even sterk is als in 2012. Het wetenschappelijk debat rond klimaatverandering draait nochtans al lang niet meer rond de vraag of ze plaatsvindt. De opwarming van de aarde is immers een duidelijk waarneembare realiteit geworden, net zoals het feit dat menselijke activiteiten de oorzaak zijn van de stijgende mondiale temperatuur en de problemen die eruit voortvloeien. Trump blijft het overweldigende wetenschappelijke bewijs voor de klimaatverandering echter koppig verwerpen. Hij vindt dat de VS geen geld moet verspillen aan allerlei klimaatprogramma's en hij beloofde, eenmaal president, om het land uit het Akkoord van Parijs terug te trekken. De VS is de tweede grootste uitstoter van koolstofdioxide ter wereld dus de attitude van Trump zou een ware planetaire ramp kunnen betekenen. Ondertussen kondigde Trump trouwens aan dat hij de notoire klimaatscepticus Scott Pruitt aan het hoofd wil stellen van het Amerikaans Milieubeschermingsagentschap (EPA). Momenteel is de advocaat Pruitt betrokken bij een gerechtelijke procedure tegen het EPA, opgestart door 28 Amerikaanse staten, om te proberen het 'Clean Power Plan' van de Obama-regering te kelderen. Dat plan was een poging om de uitstoot van broeikasgassen door steenkoolcentrales te beteugelen. De nominatie van Pruitt is een zeer duidelijk statement van Trump en reflecteert zijn verlangen om Obama's nalatenschap rond klimaat volledig te ontmantelen.
De wetenschap slaat alarm
Nog voor de conferentie in Marokko van start ging, maakten wetenschappers van de Amerikaanse Nationale Oceanische en Atmosferische Administratie (NOAA) en hun collega's van het Agentschap voor Lucht- en Ruimtevaart (NASA) bekend dat 2015 het warmste jaar was sinds de start van de temperatuurmetingen. De Wereld Meteorologische Organisatie van de Verenigde Naties wist midden november al te vertellen dat 2016 het klimaatrecord van 2015 hoogstwaarschijnlijk zal breken.
Amper een aantal dagen voor de opening van de COP 22 publiceerde het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) zijn weinig opbeurende 'Emission Gas 2016'-rapport. Aan de huidige emissiegraad zal “de uitstoot in 2030, 12 tot 14 gigaton hoger liggen dan het niveau dat nodig is om de mondiale opwarming te kunnen inperken tot 2 graden Celsius”, aldus het rapport. Een stijging van 2°C in vergelijking met de mondiale temperatuur in het pre-industrieel tijdperk, wordt door wetenschappers beschouwd als de absolute kritieke grens en zou zeer ernstige consequenties hebben voor de planeet. Al in de 15de sessie van de Klimaatconferentie (COP 15) in 2009, werd de idee gehuldigd om de mondiale opwarming tegen 2100 in te perken tot 2°C. Pas in het Klimaatakkoord van Parijs (2015) werd het vermijden van een opwarming van de aarde “tot ruim onder de 2°C en het streven naar inspanningen om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5°C” opgenomen als een officieel streefdoel. Dat was nodig want een temperatuurstijging van 'slechts' 2°C geeft op zich ook maar 66% kans om een catastrofe te vermijden. De hoofdonderhandelaar op de COP 15 voor de Groep van 77 ontwikkelende landen (G77), Lumumba Di-Aping, omschreef de 2°C-grens toen al als “een zekere dood voor Afrika”. Dat is één van de redenen waarom heel wat klimaatwetenschappers en activisten het Akkoord van Parijs -hoewel beter dan niets- toch niet positief konden verwelkomen.
Nog voor de inkt van de handtekeningen van de ondertekenaars droog was, omschreef dr. James Hansen van de 'Earth Institute' verbonden aan de Universiteit van Colombia, het akkoord als “louter betekenisloze woorden” en “bedrog”. Vervolgens schreef hij samen met tientallen collega-klimaatwetenschappers een artikel waarin ze zich beklaagden over het gebrek aan adequate klimaatactie. Al in de titel van het artikel wordt hun bezorgdheid overgebracht dat een beperking van de opwarming van de aarde tot 2°C niet volstaat. Zelfs wetenschappers die over het algemeen wel tevreden waren met het Akkoord van Parijs moesten toegeven dat het voor de belangrijkste aspiratie ervan, het beperken van de mondiale opwarming tot 1,5°C meer dan waarschijnlijk al te laat is. Sommige wetenschappers berekenden dat een inperking van de mondiale temperatuurstijging tot 1,5°C tegen het einde van de eeuw, een totale en wereldwijde uitstootstop vereist vanaf 2030-2050. Bovendien zijn er heel wat staten die nu al geconfronteerd worden met de onmenselijke gevolgen van de klimaatopwarming, het inperken van de temperatuurstijging met 1,5°C zal hen alvast niet meer beschermen.
Minst schuld, meest effect
Naast de beperking van de uitstoot van broeikasgassen, handelt het Akkoord van Parijs ook over klimaatadaptatie (aanpassingsproces van samenlevingen om hun kwetsbaarheid voor klimaatverandering te verminderen) en over de financiering van alle nodige inspanningen. Maar het Akkoord heeft betrekking op een periode die pas van start gaat in 2020. Het is het Doha-amendement op het Kyoto Protocol overeengekomen in 2012 dat de klimaatinspanningen in de periode van 2015 tot 2020 moest regelen, maar dit werd niet door voldoende landen geratificeerd om het in werking te doen treden. In feite hielden de onderhandelaars tijdens de COP 22 in Marokko zich dus voornamelijk bezig met het (verder) uitwerken van procedures, methodieken en bepalingen voor de processen die gecreëerd werden door het Akkoord van Parijs, in plaats van aandacht te besteden aan de dringende actie die nodig is vóór 2020. Het feit dat er niet gewacht kan worden tot 2020 was een veelgehoorde alarmkreet van de ontwikkelende landen die mee aan tafel zaten in Marrakesh. De opwarming van de aarde heeft immers een disproportionele impact op de wereld. Het zijn de ontwikkelende landen die het zwaarst beïnvloed worden door de negatieve effecten ervan, hoewel ze er historisch niet verantwoordelijk voor zijn. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie sterven er elk jaar 250.000 mensen door de gevolgen van de klimaatopwarming. De meeste slachtoffers vallen in Afrika. Het zijn ook vooral de Afrikaanse landen die financieel en economisch het slechtst uitgerust zijn om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen.
Omdat de impact van de klimaatcrisis onevenredig zwaar gevoeld zal worden door landen die er het minst aan hebben bijgedragen, wordt het concept van de 'gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden' (CBDR) gezien als een belangrijk beginsel van klimaatrechtvaardigheid - een begrip dat ondertussen ook geïntroduceerd werd in het officiële klimaatdebat. De achterliggende idee is dat landen die een grotere historische schuld hebben voor de klimaatcrisis, een grotere inspanning zouden leveren om de bedreigingen die eruit voortvloeien aan te pakken. In de praktijk waren het net de rijke geïndustrialiseerde landen die er tijdens de COP 21 voor zorgden dat bindende reductiedoelstellingen voor broeikasgassen afgeketst werden. Politieke leiders, de reguliere media, transnationale bedrijven en sommige milieubewegingen onthaalden het akkoord van Parijs op applaus omdat alle landen het eens waren geworden over het feit dat er concrete actie vereist is om de klimaatverandering te bestrijden, maar alles hangt natuurlijk af van de aard van de concrete actie. Wat reductiedoelstellingen betreft voerden de partijen van het klimaatverdrag de Nationaal Bepaalde Bijdrages (NDC) in. Zoals de naam doet vermoeden beslissen de naties dus zelf en vrijblijvend wat ze van plan zijn bij te dragen ter voorkoming van de dreigende crisis en kunnen ze daarbij rekening houden met de nationale (economische) belangen. De NDC's zullen om de vijf jaar herzien worden. Als de broeikasuitstoot gereduceerd wordt tot de niveaus die de landen zelf vooropgesteld hebben, dan zijn we echter nog altijd ruim op weg naar een mondiale stijging van 2°C. De vervuilende landen verbinden zich tot heel wat minder dan ze zouden kunnen, terwijl de armere, kwetsbare landen zich geëngageerd hebben om veel meer dan hun deel te doen. Het is een klassieke manier om rechtvaardigheid op zijn kop te zetten. Zo verbonden de 48 landen die het zwaarst getroffen worden door klimaatverandering, verenigd in het 'Climate Vulnerable Forum', zich er toe om tegen 2050 volledig over te schakelen op hernieuwbare energie. Het akkoord van Parijs stond bol van de goede intenties die niet ondersteund werden door concrete en juridische verbintenissen om de noodzakelijke maatregelen te nemen. De hoop was dat de COP 22 in Marokko dit euvel zou verhelpen. IJdele hoop zo blijkt.
Naast de NDC's liet het Akkoord van Parijs de ruimte voor een grotere uitbreiding van valse oplossingen zoals REDD+, geo-engineering, emissierechtenhandel en andere op de markt gebaseerde milieuprogramma's. 'Oplossingen' als REDD+ (REDD staat voor 'het reduceren van de uitstoot van ontbossing en bosdegradatie in ontwikkelende landen') transfereren de last van de inspanningen om de mondiale opwarming tegen te gaan naar kwetsbare bosgemeenschappen. Geo-engineering is het grootschalig artificieel ingrijpen in de natuurlijke systemen van de aarde met als doel de opwarming ervan tegen te gaan. Deze wetenschappelijk inspanningen om het weer opzettelijk te veranderen komen er in feite op neer dat de planetaire thermostaat in handen gestoken wordt van een aantal machtige spelers, zoals rijke regeringen en bedrijven. Dringende actie is nodig, maar ze moet van die aard zijn dat ze niet nog meer problemen veroorzaakt voor de armsten.
Eén van de factoren die klimaatactie belemmeren is de financiering. Discussies over wie hoeveel moet bijdragen en wie toegang krijgt tot welke klimaatfondsen slepen eindeloos aan. De debatten lijken altijd te suggereren dat het vinden van de nodige fondsen een onoverkomelijke opdracht is. Ondertussen hebben een handvol individuen en bedrijven meer dan genoeg kapitaal om het verschil te maken, opgeborgen in belastingparadijzen. Een recent rapport van Friends of the Earth International toont bijvoorbeeld aan dat de 13 rijkste personen ter wereld genoeg geld hebben om binnen de 15 jaar hernieuwbare energie te voorzien voor heel Afrika.
Op de COP 22 werd dagenlang onderhandeld om de verschillende aan het klimaatverdrag verbonden fondsen net aangevuld te krijgen. Meerdere staten deden beloftes, maar in het verleden werden die wel vaker niet ingelost. Nochtans zijn de gevraagde bedragen maar een fractie van wat alleen al de rijkste staten jaarlijks spenderen aan destructief oorlogsmateriaal. Kortom het geld is er, wat ontbreekt is het engagement om het te steken in het bestrijden van de planetaire klimaatcrisis. De geïndustrialiseerde landen zouden alvast kunnen beginnen met het erkennen en compenseren van hun ecologische- of klimaatschuld ten opzichte van het Globale Zuiden. Op de COP 22 werdengeen of slechts muizenpasjes vooruit gezet. Vaak beslisten de deelnemers om op toekomstige conferenties verder te blijven discussiëren over de vele punten op de agenda's van de alsmaar uitbreidende waaier aan instellingen en organen die gecreëerd worden in het kader van het mondiale klimaatregime van het UNFCCC.
Positieve noot
Er werd in Marokko wel vermeldenswaardige vooruitgang geboekt op twee vlakken die vooral de aandacht wegdragen van gespecialiseerde organisaties en sociale bewegingen. Ten eerste werd besloten om tijdens de jaarlijkse COP's vanaf nu workshops rond gender en klimaat in het programma op te nemen. Een uitvoeringsorgaan binnen het kader van het UNFCCC kreeg ook een mandaat om een gender-actieplan te ontwikkelen. Volgens het UNFCCC Secretariaat hangt de effectieve uitvoering van deze beslissingen echter af van het feit of de lidstaten jaarlijks zo'n 300.000 euro extra zullen willen ophoesten. Ten tweede werd er een platform gecreëerd voor lokale gemeenschappen en inheemse volkeren. De structuur van de UNFCCC heeft tot dusver geen formeel proces om de standpunten en visies van inheemse volkeren te incorporeren. Het zijn nochtans deze gemeenschappen die duurzame levenswijzen hanteren die het best bestand zijn tegen de negatieve effecten van klimaatverandering. Ondanks hun systematische uitsluiting van het debat, hebben ze jarenlange ervaring met het verdedigen van hun territoriale integriteit en hebben ze qua milieubescherming innovatieve oplossingen te bieden aan de internationale gemeenschap. Het waren Bolivia en Ecuador die het voorstel lanceerden om de inheemse volkeren institutioneel te betrekken bij het VN-Klimaatverdrag. Ze kregen de steun van de Europese Unie. De vertegenwoordigers van inheemse volkeren bleven tot de vroege uurtjes van de verlengde slotzitting van de COP 22 om het voorstel geadopteerd te zien. Het wordt hoog tijd dat de inspanningen erkend worden van zij die zich op de frontlijnen bevinden van het verzet tegen de schadelijke effecten van de mondiale afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Het nieuwe platform voor inheemse volkeren zal er hopelijk voor zorgen dat hun stemmen in grotere mate gehoord worden binnen het bredere klimaatdebat.
In fel contrast met de beslissing op de COP 22 om de rechten van inheemse volkeren uit te breiden binnen het kader van het UNFCCC blijft gastland Marokko de rechten van het Sahrawi-volk onverminderd en ongegeneerd schenden. Marokko ontzegt de Sahrawi al decennialang hun recht op zelfbeschikking door de bezetting en de de facto annexatie van hun territorium, de Westelijke Sahara. Verschillende VN-resoluties en een Advies van het Internationaal Gerechtshof (dat al dateert van de jaren 1970) bevestigen nochtans het zelfbeschikkingsrecht via de vrije uitdrukking van de wil van de Sahrawi in een referendum.
Marokko als gastland
De organisatie van de COP 22 in Marrakesh past perfect bij het milieuvriendelijk narratief dat Marokko recentelijk adopteerde om zijn imago op te poetsen. Maar dit verhaal komt natuurlijk niet overtuigend over zolang er milieuactivisten opgesloten zitten in de Marokkaanse gevangenissen. In het kader van de Klimaatconferentie spuide de Marokkaanse pers alvast het ene na het andere artikel waarin het land als een waar rolmodel voorgesteld wordt voor zijn milieu- en hernieuwbare energiebeleid. Er wordt veelvuldig verwezen naar de grootschalige Ouarzazate-krachtcentrale op zonne-energie die geopend werd in januari 2016. De verschuiving van de Marokkaanse staat in de richting van hernieuwbare energie wordt echter niet aangedreven door mededogen voor het milieu, maar puur door bedrijfsbelangen. Het afgelopen decennium heeft de 'Societé Nationale d’Investissement' (SNI), een koninklijke holding, in toenemende mate geïnvesteerd in duurzame energie via zijn dochterbedrijf Nareva. Het is niet toevallig dat het laatste decennium ook gekenmerkt werd door een ongebreidelde privatisering van de energiesector. Marokko is zich dus inderdaad aan het heroriënteren op duurzame energie, maar die energie is wel privé en wordt alsmaar duurder voor een bevolking die ondertussen moet toekijken hoe haar voedselsoevereiniteit en het grootste deel van haar sociale diensten ingetrokken worden. Marokko ondergaat met andere woorden een proces van 'green-grabbing' (groene plundering). En het is niet het enige land waar dit proces zich aan het voltrekken is.
In tegenstelling tot wat men zou denken staat de nieuwbakken Marokkaanse aandacht voor hernieuwbare energie niet gelijk aan een milieuvriendelijker beleid. Neem nu de krachtcentrale in Ouarzazate, het kroonjuweel van Marokko's groene propaganda. Het project gebruikt geconcentreerde zonnepanelen die grote hoeveelheden water vereisen om energie te kunnen produceren, maar ligt te midden van een gebied dat al te kampen heeft met de uitputting van watervoorraden en de verwoestijning van oases. De grond waarop de centrale geconstrueerd is, was voordien collectief stamland dat onteigend werd.
Gelijkaardige voorbeelden bij de vleet. 300 km ten zuiden van de COP 22, vlakbij het dorpje Imider, ligt de grootste zilvermijn in Afrika, eveneens op collectief stamland. De mijn is in handen van Managem, een dochterbedrijf van de SNI, en één van de bedrijven die de COP 22 sponsorde. Managem verslindt en vervuilt genoegzaam het grondwater waar Imiders boeren afhankelijk van zijn voor hun levensonderhoud. De boeren richtten een protestbeweging op die de waterpijplijn naar de mijn blokkeerde en organiseerden een protestkamp dat nu al zijn zesde jaar ingaat. In 1996 stuurde de Marokkaanse staat het leger af op de boerenbeweging en de afgelopen vijf jaren kreeg het protestkamp regelmatig bezoek van de militaire politie. Arrestanten die betrokken zijn bij deze beweging zitten nog altijd in de gevangenis.
Verder naar het noorden, bij Midelt, werden de boeren van de Imenchimen-stam gewelddadig verdreven voor de bouw van een hydro-elektrische dam. De staat bood de boeren 6 tot 10 dirhams per km² aan voor land dat geschat wordt op 700 dirhams per km². De boeren weigerden hun gronden te verlaten, waarop de staat in 2014 veiligheidstroepen en bulldozers inschakelde om in het midden van de ijskoude Atlas-winter hun huizen te vernietigen. De staat beweert dat de dam noodzakelijk was om water te voorzien voor de grootschalige fruitplantages verder stroomafwaarts. De meeste van die landbouwbedrijven zijn van grootgrondbezitters die de bodem schaamteloos vervuilen met chemische meststoffen. De fosfaten die gebruikt worden bij de productie van deze meststoffen (die overal ter wereld gebruikt worden door de agro-industrie), worden hoofdzakelijk ontgonnen in Khouribga door een andere sponsor van de COP 22: het Office Cherifienne des Phosphates (OCP). Daarna worden de fosfaten verwerkt in Safi, een Marokkaanse kuststad. De verwerkingsfabriek van OCP ligt maar 2 km verwijderd van armere woonwijken. De vele gevallen van tuberculose, kanker en longziektes in Safi zullen daar wel niet vreemd aan zijn, maar medische impactstudies worden verboden door de staat. Safi was vroeger een bloeiende vissershaven, maar de visbestanden zijn bijna uitgestorven, enerzijds door het warme giftige afvalwater dat OCP rechtstreeks in de oceaan dumpt en anderzijds door de overbevissing die het resultaat is van een handelsdeal die de Europese Unie het recht geeft om massaal vis te vangen voor de Marokkaanse kusten. Wat de achtbare dames en heren aan de rijkelijk gevulde onderhandelingstafels van de COP 22 niet lijken te begrijpen, is dat er geen klimaatrechtvaardigheid kan zijn zonder sociale rechtvaardigheid.