Op 14 augustus was het exact tien jaar geleden dat generaal Fattah el-Sisi een bloederig einde bracht aan het protest tegen de afzetting van president Mohamed Morsi in Egypte.
Mohamed Morsi, de eerste democratisch verkozen president van Egypte, trad aan op 30 juni 2012, maar werd een jaar later, op 3 juli 2013, alweer afgezet door een militaire staatsgreep.
De staatsgreep onder leiding van generaal Abdel Fattah el-Sisi kwam er na maanden van onrust en drie dagen van massaal volksprotest tegen de regering van Morsi, die sterke banden had met de Moslimbroederschap, de grootste islamistische politieke beweging in Egypte. Zijn afzetting leidde onmiddellijk tot protest bij een andere deel van de bevolking dat eiste dat hij geherinstalleerd zou worden.
Bloedbad
Het protest zwol al snel aan en demonstranten verzamelden zich in tenten op en rond het Rabaa Al-Adawiya Plein in Caïro, waar ze sit-ins organiseerden. Tegen de zesde week van protest was er sprake van een heuse tentenstad, waar dagelijks vele tienduizenden mensen samenkwamen.
Op 14 augustus 2013, niet lang na zonsopgang werd het plein -tevens een zeer drukke verkeersader in de Egyptische hoofdstad- geblokkeerd door een konvooi van militaire voertuigen. Alle belangrijkste toegangswegen tot de sit-in werden afgesloten, waarna het protest op zeer gewelddadige wijze werd neergeslagen.
Honderden veiligheidstroepen bestormden het plein met bulldozers, gepantserde voertuigen en veel traangas, en schoten met echte kogels op de menigte. Op enkele uren tijd veroorzaakten ze de grootste massamoord in de moderne geschiedenis van Egypte. Snipers viseerden zelfs de toegang naar het Rabaa Hospitaal. De protestsite werd ook in brand gestoken. Ten minste 817 mensen werden gedood op en rond het Rabaa-plein, en nog eens 87 anderen op het al-Nahda Plein, waar pro-Morsi demonstranten eveneens belaagd werden door veiligheidstroepen. Onder de doden waren er heel wat tieners.
Op 14 augustus 2014 werden zo'n 900 demonstranten afgeslacht door veiligheidstroepen.
De actie luidde het definitieve einde in van de Arabische Lente en het begin van een nieuwe periode van repressie en autoritarisme in Egypte. In de eerste zeven maanden na de staatsgreep vielen er meer dan 3.200 doden door staatsgeweld.
In juli 2014 erkende een ambtenaar van het Egyptische ministerie van Binnenlandse Zaken dat er sinds het Rabaa-bloedbad 22.000 mensen gearresteerd waren. Velen van hen waren leden van de Moslimbroederschap en vermeende aanhangers van Morsi, maar eenmaal met hen was afgerekend, werden ook seculiere, linkse en andere activisten geviseerd.
In de aanloop naar het bloedbad hadden alle linkse politieke organisaties in Egypte, behalve de Revolutionaire Socialisten, nochtans een statement uitgegeven waarin ze eisten dat de staat een kordaat einde zou stellen aan de sit-ins van de islamistische aanhangers van de afgezette Morsi. Hun steun voor het leger is hen dus zuur opgebroken.
In juni 2014 wierp Sisi zijn militaire mantel af om president te worden. Sindsdien regeert hij met ijzeren hand. Het veiligheidsapparaat (leger, politie en algemene inlichtingendienst) wordt ingezet om de politieke en sociale sfeer van Egypte volledig te controleren en de ruimte voor elke vorm van dissidentie tot een minimum te herleiden. Vandaag staat Sisi aan het hoofd van een lamgeslagen maatschappij, met gekortwiekte oppositiepartijen, een pro forma parlement, geen officiële regeringspartij en geen enkele civiele instelling met bestuursbevoegdheden.
Politieke repressie
Activisten, journalisten, politici en academici die kritiek hebben op de gang van zaken, worden systematisch vervolgd. Willekeurige en politiek gemotiveerde arrestaties zijn schering en inslag. Momenteel zouden er naar schatting 65.000 politieke gevangenen zijn - honderden van hen zitten al achter de tralies van sinds ze werden opgepakt tijdens de operatie van 14 augustus 2013.
Gedetineerden worden regelmatig weggehouden van advocaten en familieleden en geconfronteerd met foltering, seksueel misbruik en oneerlijke aanklachten en processen. De regering heeft het gerechtelijk apparaat bijna uniform gecoöpteerd. De grondwet werd gewijzigd en er zijn nieuwe wetten ingevoerd om garanties voor een eerlijk proces te omzeilen of helemaal te schrappen. Er werden speciale rechters aangesteld voor de zogenaamde terrorismerechtbanken. Iedereen die een kritisch geluid laat horen kan beschuldigd worden van terrorisme.
Ondanks de zware repressie brak er op 20 september 2019 volksprotest uit tegen de corruptie en mensenrechtenschendingen van het Sisi-regime. De autoriteiten blokkeerden onmiddellijk bepaalde nieuws- en politieke websites, en onderbraken de internetdiensten waarop de demonstranten vertrouwden om te communiceren en misstanden van de overheid te documenteren. 2000 mensen werden gearresteerd - de meesten daarvan in de dagen na de protesten.
Er werden ook veiligheidsagenten ingezet in en rond de hoofdstraten en pleinen in Caïro en andere grote steden, die willekeurige voorbijgangers tegenhielden, fouilleerden en ondervroegen. Ze werden gedwongen om de inhoud van hun mobiele telefoons en sociale media-accounts te tonen. Indien ze werden betrapt met antiregeringsliedjes of slogans en berichten die als subversief worden beschouwd, werden ze ingerekend.
Doodstraf
In deze meedogenloze strijd van het regime tegen alle vormen van dissidentie wordt ook gebruik gemaakt van de doodstraf. Na het bloedbad op het Rabaa Plein kregen honderden deelnemers, onder wie 12 vooraanstaande leiders van de Moslimbroederschap, de doodstraf. Hoewel die straffen zeker niet allemaal werden uitgevoerd, heeft de regering van president Abdel Fattah al-Sisi de afgelopen jaren in een ongekend tempo mensen geëxecuteerd, vele tientallen daarvan omwille van politieke redenen.
In de strijd van het Sisi-regime tegen alle vormen van dissidentie wordt ook gebruik gemaakt van de doodstraf.
Volgens Amnesty International prijkte Egypte in 2020 op de derde plaats qua aantal executies. In 2021 werden er ten minste 356 doodvonnissen uitgesproken en 83 mensen ter dood gebracht. In 2022 werden er ten minste 538 Egyptenaren ter dood veroordeeld en waren er 24 geregistreerde executies.
Een ander instrument waar het veiligheidsapparaat gebruik van maakt bij het opleggen van Sisi’s autocratische bewind, is de gedwongen verdwijning. De duur van gedwongen verdwijningen kan zeer variëren. Sommige families van gearresteerde burgers krijgen geen informatie over waar ze zich bevinden, tot ze plots, onbepaalde tijd later, voor een rechtbank verschijnen of worden vrijgelaten. Sommige families worden jaren in het ongewisse gelaten. Zo zijn er heel wat ouders van jongeren die deelnamen aan de sit-ins van 14 augustus 2013 die van hen niets meer hebben vernomen.
De in Londen gevestigde NGO ‘Human Rights Monitor’ documenteerde meer dan 400 gevallen van mensen die verdwenen zijn op beide pleinen, maar stelt dat het aantal waarschijnlijk veel hoger ligt. De familieleden die antwoorden zoeken, stuiten op een muur van stilzwijgen. De afgelopen 10 jaar hebben Egyptische mensenrechtenorganisaties zo’n 3000 gedwongen verdwijningen geregistreerd.
Tien jaar na het Rabaa-bloedbad -zonder twijfel een misdaad tegen de menselijkheid- zijn er nog altijd geen daders ter verantwoording geroepen, laat staan berecht. Er bestaat nochtans heel wat videomateriaal van de gruweldaden die toen werden gepleegd.
Deze schaamteloze straffeloosheid is uiteraard het gevolg van het feit dat de moordoperatie bewust en nauwgezet gepland werd door vooraanstaande militaire en politieke figuren, die deel uitmaakten van de regering (Sisi was toen minister van Defensie). Adly Mansour, die na de afzetting van Mohamed Morsi president ad interim was tot Sisi die rol opnam, gelastte wel een niet-gerechtelijk onderzoek naar de gebeurtenissen van 14 augustus, maar in een rapport dat in november 2014 werd gepubliceerd legde de onderzoekscommissie bestaande uit voormalige regeringsfunctionarissen alle schuld bij de demonstranten zelf.
Het repressieve klimaat in Egypte zorgt ervoor dat gerechtigheid eisen, een quasi onmogelijke taak is. Maar ook vanuit het buitenland is er pijnlijk weinig druk en verontwaardiging.
Internationaal stilzwijgen
De toenmalige Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid reageerde op het Rabaa-bloedbad met de ontstellend zwakke oproep "aan alle partijen om een einde te maken aan het geweld... en de mogelijkheid open te houden voor een politiek proces dat Egypte terug op de weg naar democratie zal leiden en de wonden zal helen die de Egyptische samenleving is toegebracht". De EU besloot de export van veiligheidsuitrusting en wapens naar Egypte in te perken. Maar al gauw was het opnieuw ‘business as usual’. Verschillende EU-lidstaten blijven de autocraat Sisi ongestoord voorzien van wapens.
De VS keek tijdens de militaire staatsgreep tegen Mohamed Morsi expliciet de andere kant op en ook het uiteenslaan van de pro-Morsi sit-ins sloeg Washington allerminst uit het lood. De gebeurtenissen werden weliswaar “krachtig veroordeeld” door de toenmalige VS-president Barack Obama, maar de rijkelijke militaire steun aan bondgenoot Egypte werd op een zeer tijdelijke vermindering na, nooit stopgezet.
Washington bleef ondertussen meer dan een oogje dichtknijpen voor de uitwassen van het Sisi-regime. Ook president Joe Biden heeft de VS-traditie van het negeren van zware mensenrechtenschendingen door dictatoriale bondgenoten niet doorbroken, ondanks bepaalde beweringen in die richting tijdens zijn vorige verkiezingscampagne.
Caïro blijft de op één na grootste ontvanger van jaarlijkse VS-militaire steun in het Midden-Oosten.
Caïro blijft met 1,3 miljard dollar per jaar de op één na grootste ontvanger van VS-militaire steun in het Midden-Oosten (Israël krijgt het meest). Na een ontmoeting met Abdel Fattah el-Sisi vorige zomer in Jeddah, kondigde Joe Biden nog de bevestiging aan van "hun gedeelde toewijding aan het strategisch partnerschap tussen de VS en Egypte”.
De onverschilligheid van het Westen ten opzichte van het bloedbad van Rabaa heeft het brute autoritarisme van Sisi alleen maar aangemoedigd.
Naar aanleiding van de 10de verjaardag van deze moordpartij riep de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch derde landen op om het principe van de universele rechtsmacht toe te passen met het oog op de vervolging van daders en verantwoordelijken. Volgens dit principe onder het internationaal recht kunnen binnenlandse rechtbanken van derde landen personen vervolgen die beschuldigd worden van ernstige misdaden, zoals genocide en misdaden tegen de menselijkheid, ongeacht waar het misdrijf is gepleegd. De oproep zal ongetwijfeld in dovemansoren vallen.