Image
Abraham

President Trump bij de ondertekeningsceremonie van de Abraham-akkoorden tussen Israël, de VAE en Bahrein, 15/09/2020, Washington; shutterstock.com

De militair-industriële ruggengraat van de normalisatie
Dossier
13 minuten

In februari 2025, toen de internationale veroordeling van de Israëlische genocide in Gaza nieuwe hoogten bereikte, organiseerde Abu Dhabi de 'International Defence Exhibition and Conference'.

Gedurende vijf dagen presenteerden maar liefst 34 Israëlische wapenbedrijven –waaronder giganten als 'Israel Aerospace Industries' en 'Rafael Advanced Defense Systems'– samen met hun partners uit de Emiraten, hun nieuwste producten. Het evenement, dat werd aangekondigd als een mijlpaal in regionale samenwerking, omvatte de gezamenlijke expositie van geavanceerde onbemande systemen en cybertechnologieën. Sinds het begin van Israëls genocide draait de zakenwereld op volle toeren. De bilaterale handel tussen Israël en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) steeg in 2024 tot 3,24 miljard dollar, een stijging van 11% ten opzichte van het jaar daarvoor.

De wapenbeurs werd mogelijk gemaakt door de toetreding van de VAE tot de Abraham-akkoorden - de deal om de betrekkingen tussen Israël en verschillende Arabische landen te normaliseren, die door bemiddeld werd door president Donald Trump tijdens zijn eerste ambtstermijn. De regering presenteerde de akkoorden als historische doorbraken, die “een erfenis van vrede en welvaart tot stand brachten", zoals de glanzende brochures van het ‘Abraham Accords Peace Institute’ verkondigen. Deze in Washington D.C. gevestigde non-profitorganisatie, opgericht in 2021, promoot en volgt de normalisatie van de betrekkingen. Ze publiceert jaarlijkse ‘scorecards’ over de samenwerking op het vlak van handel, toerisme en veiligheid, die het "Nieuwe Midden-Oosten" in een positief daglicht stellen: open handelsroutes, vluchten tussen Tel Aviv en Dubai en glimmende technologiehubs die regionale innovatie beloven.

Achter deze façade schuilt echter een veel grimmigere realiteit. De meest dynamische gebieden van de Arabisch-Israëlische coöperatie zijn niet culturele uitwisseling of conflictoplossing, maar de wapenverkoop, inlichtingen- en surveillancesamenwerking en digitale repressie. Sinds de ondertekening van de Abraham-akkoorden hebben de VAE, Marokko en Bahrein heel wat kapitaal geïnvesteerd in Israëls militair-industrieel complex en zo concreet de infrastructuur van Palestijnse onteigening en verdrijving mee gefinancierd. Israël op zijn beurt exporteert zijn in de bezette gebieden uitgeteste technologieën naar deze Arabische staten, waar ze bijdragen aan het verankeren van de binnenlandse autocratie. Deze wederzijdse uitwisseling van repressieve capaciteiten vormt de kern van het normalisatieproject.

In wezen onthult de materiële politiek van de normalisatie een alliantie gebaseerd op opportuniteit. Arabische regimes verkrijgen Israëlische wapens en surveillancemiddelen om hun bevolkingen te controleren, terwijl Israël zijn klantenbasis en strategische invloed uitbreidt en de Verenigde Staten een raamwerk creëert dat zijn imperiale greep op de regio versterkt. Ondertussen worden de contrarevolutionaire krachten, die herrezen zijn sinds de Arabische Lente van 2011 werd neergeslagen, verder verankerd. Het markeert de consolidatie van een antidemocratische as, waar elites macht verhandelen en van bovenaf opleggen – vaak ten koste van Palestijnse en regionale zelfbeschikking

Van handdruk naar hardware

De normalisatie brak de Arabische wapenmarkten open die historisch gezien gesloten waren voor Israël, en veranderde de regio in een lucratief exportgebied voor Tel Aviv's militair-industrieel complex. Sinds de ondertekening van de Abraham-akkoorden in 2020 gaat Israëls militaire sector in overdrive. Tussen 2020 en 2022 stegen de Israëlische defensie-exporten met meer dan 55%, waarbij de Golfstaten een steeds groter aandeel voor hun rekening namen. Alleen al in 2021 exporteerde Israël voor 11,3 miljard dollar aan wapens - een stijging van 30% ten opzichte van het jaar ervoor. Arabische landen stonden in voor 7% van dat totaalbedrag. In 2024 bereikte de waarde van Israëls wapenexport een historisch hoogtepunt: 14,79 miljard dollar - een toename van 13% ten opzichte van het jaar voordien. Het Arabische aandeel van dit totaalbedrag was inmiddels gestegen tot 12%, wat erop wijst dat de normalisatie is uitgegroeid tot een centrale pijler van de Israëlische wapeneconomie. De verkoop aan Arabische landen omvat dronesystemen, cybertools, raketafweerplatforms en door artificiële intelligentie (AI) gestuurde technologieën.

In het bijzonder de VAE heeft zijn militaire samenwerking met Israël snel uitgebreid. Tegen 2022 had Israëls grootste wapenfabrikant, Elbit Systems, er een dochteronderneming geopend en haalde het een contract van 53 miljoen dollar binnen voor de levering van geavanceerde luchtvaartelektronica aan de luchtmacht van VAE. Rond dezelfde tijd toonden satellietbeelden de geheime ontplooiing van Israëls Barak-raketafweersysteem in de Emiraten, bedoeld om de Iraanse invloed tegen te gaan. Een jaar later onthulden bedrijven uit Israël en de VAE gezamenlijk een onbemand maritiem vaartuig tijdens de jaarlijkse ‘Naval Defence and Maritime Security Exhibition’ in Abu Dhabi, ontwikkeld door ‘Israel Aerospace Industries’ en gefinancierd door de EDGE-groep, een militair conglomeraat in staatseigendom van de VAE. Dit niveau van militaire coproductie met Israël is doorgaans voorbehouden aan NAVO-leden of oude bondgenoten van de VS, zoals de EU.

Ook Marokko handelde snel. Na de ondertekening van een veiligheidsmemorandum met Israël in 2021 begon Rabat met de aankoop van Israëlische drones en luchtverdedigingssystemen en voerde het gesprekken over de aanschaf van Merkava-tanks. In juni 2023 nam Israëls beruchte Golani-brigade -van wie de oorlogsmisdaden in Gaza uitvoerig zijn gedocumenteerd- deel aan militaire oefeningen op Marokkaanse bodem onder leiding van de VS. Dit is een ongekende ontwikkeling, die de mate reflecteert waarin de normalisatie een nieuw regionale veiligheidsarchitectuur aan het institutionaliseren is.

Deze militarisering wordt aangedreven door gedeelde percepties op de regio en een gemeenschappelijke beschermheer: de Verenigde Staten. De Golfstaten die deel uitmaken van de Abraham-akkoorden zijn verenigd in hun vijandigheid tegenover Iran en regionale verzetsbewegingen. De Marokkaanse regering heeft dan weer tot doel te wedijveren met de militaire uitgaven van buurland Algerije en gebruik te maken van Israëls ‘contra-opstand’-expertise in haar oorlog tegen de beweging die strijd voor zelfbeschikking in de Westelijke Sahara. De VS heeft een centrale rol gespeeld in het versterken van de banden. In 2021 verplaatste Washington Israël van het VS Europa Commando (EUCOM) naar het Centrale Commando (CENTCOM), waardoor directe militaire coördinatie met Arabische staten mogelijk werd. Generaal Kenneth McKenzie, destijds commandant van CENTCOM, verklaarde dat deze stap “een operationeel perspectief” zou geven aan de akkoorden en “corridors en opportuniteiten zou openen tussen Israël en Arabische landen in de regio”.

VS-functionarissen geven sindsdien prioriteit aan de opbouw van geïntegreerde lucht- en raketverdedigingsnetwerken, gedeelde vroegtijdige waarschuwingssystemen en gecoördineerde onderscheppingscapaciteiten tussen Israël en de Golfstaten. Deze ambities kregen concreet gedeeltelijk vorm tijdens het twaalfdaagse militaire conflict tussen Israël en Iran in juni 2025, dat diende als een test voor realtime regionale veiligheidscoördinatie.

Voor Israël zijn de strategische voordelen enorm. Het krijgt formele toegang tot Arabische veiligheidsstructuren zonder zijn koloniaal beleid tegenover de Palestijnen te moeten wijzigen. Normalisatie versterkt niet alleen Israëls regionale legitimiteit, maar vermindert ook de diplomatieke druk om een eind te maken aan de bezetting. Voor Arabische staten ontsluiten de akkoorden de toegang tot de Israëlische veiligheidstechnologie die op het oorlogsterrein is uitgetest op Palestijnen. Wat vroeger achter gesloten deuren plaatsvond, gebeurt nu openlijk, verpakt in de taal van vrede en modernisering.

De repressie-business

Terwijl straaljagers en raketsystemen de krantenkoppen domineren, voltrekt een even ingrijpend aspect van de normalisatie zich in cyberspace en op het gebied van surveillance. Lang vóór de Abraham-akkoorden werden ondertekend, waren de VAE, Bahrein en Marokko -samen met andere landen in de regio die hun betrekkingen nog niet hebben geformaliseerd- al vaste klanten van Israëls private spyware-industrie. Bedrijven als 'NSO Group', berucht om hun Pegasus-software, voorzagen deze regimes van instrumenten om journalisten, dissidenten en activisten te bespioneren. De normalisatie bracht deze banden dus niet tot stand, maar institutionaliseerde ze en breidde ze uit.

Binnen enkele maanden na het sluiten van de akkoorden, formaliseerden Israël, de VAE, Bahrein en Marokko samenwerkingen op het gebied van cyberbeveiliging, waardoor digitale repressie werd ingebed in de nieuwe regionale veiligheidsinfrastructuur. Tijdens een cybertechnologieconferentie in Tel Aviv in 2023 prees een functionaris van het VS-ministerie van Binnenlandse Veiligheid (onder president Biden) het ontluikende cyber-bondgenootschap als “een stuk cyberbeveiligingsgeschiedenis” en “een prachtige kans om veiligheidspartnerschappen te verdiepen”. Voor regimes die al verankerd zijn in digitaal autoritarisme was het wegnemen van barrières voor het verwerven van Israëlische spyware inderdaad historisch.

Deze samenwerkingen ontwikkelden zich snel tot winstgedreven ondernemingen. Israëlische bedrijven die gespecialiseerd zijn in surveillancetechnologie en cyberoorlogvoering breidden agressief uit naar de Golfmarkten. In 2021 richtte Israëls defensiebedrijf 'Rafael' een consortium van Israëlische cybersecuritybedrijven op om contracten in Dubai na te streven. Elbit Systems, dat naast wapens ook cyber- en digitale producten levert, opende een kantoor in de VAE en bemachtigde kort daarna een miljoenencontract. Golflanden pompen dan weer kapitaal in de Israëlische wapensector. Het staatsinvesteringsfonds van Abu Dhabi, Mubadala, investeerde meer dan 100 miljoen dollar in Israëlische Tech-startups, waaronder bedrijven waarvan de technologieën worden getest op Palestijnen in de bezette gebieden.

Group 42, het bedrijf uit de Emiraten dat gelinkt is aan het ToTok-schandaal van 2019 (waarbij deze sociale media-app bleek te functioneren als een massasurveillance-instrument), werd na de Abraham-akkoorden trots het eerste Golfbedrijf dat een kantoor opende in Israël. Met zijn focus op AI en biometrische surveillance kan Group 42 uitgroeien tot een belangrijk doorgeefluik voor Israëlische repressietechnologie. Dit wijst niet alleen op commerciële belangen, maar waarschijnlijk ook op de strategische overname van Israëls digitale politiemodel.

Tegelijkertijd zijn bedrijven ontstaan als 'Black Wall Global', een gezamenlijk Israëlisch-Emiratisch bedrijf dat fungeert als doorgeefluik om de doorstroom van gevoelige technologieën naar landen zonder officiële banden met Israël te faciliteren. Black Wall Global werd onmiddellijk na de ondertekening van de Abraham-akkoorden voorgesteld. Het bemiddelt bij de verkoop van cyberwapens en spyware aan klanten die politieke controverse willen vermijden. Het bedrijf, bemand door voormalige Israëlische inlichtingenofficieren en Emiratische financiers, beschrijft openlijk zijn rol in het witwassen van Israëlische surveillancetechnologie via VAE-partnerschappen. “Ze [Israëlische bedrijven] kunnen altijd naar de VAE komen, een partnerschap aangaan met een Emiratisch bedrijf, en in feite gepresenteerd worden als een Emiratisch bedrijf”, legde de Emiratische mede-directeur van Black Wall Global uit.

Deze ontwikkelingen dragen rechtstreeks bij aan het versterken van autocratische heerschappij. De VAE, Bahrein en Marokko zijn al zeer ‘securitized’ staten (d.w.z. beveiligingsgericht met het oog op repressie van dissidentie). De import van Israëlische spyware en training vergroot de capaciteit van deze landen om binnenlandse oppositie te controleren, te monitoren en het zwijgen op te leggen. Waarnemers zoals Marwa Fatafta waarschuwden enige tijd geleden al dat een gezamenlijke stap richting cyberbeveiliging “een nieuwe golf van technologie-gedreven transnationale repressie” zal inluiden. Politiekorpsen in Bahrein en de VAE hebben Israëlische functionarissen uitgenodigd om hun veiligheidsdiensten te moderniseren. Israëls politiecommissaris bracht enkele prominente bezoeken aan de VAE en stationeerde zelfs een permanente verbindingsofficier in Abu Dhabi.

AI en hoogtechnologische militarisering

Israël heeft wereldwijd een reputatie opgebouwd -middels decennia van bezetting en oorlog- voor zijn expertise in bewapende drones en door AI aangedreven wapensystemen. In lijn met deze geschiedenis is de verwoesting van Gaza de eerste door artificiële intelligentie ondersteunde genocide in de geschiedenis. Door gebruik te maken van softwareprogramma’s als Gospel en Lavender heeft Israël een “massamoordfabriek” gecreëerd die duizenden burgers heeft gedood en op grote schaal infrastructuur heeft vernietigd. Toch staan Arabische staten nu te popelen om deze technologie aan te wenden ter versterking van hun eigen veiligheids- en controle-infrastructuren.

Een opvallend voorbeeld is het partnerschap dat in maart 2021 tot stand kwam tussen Israel Aerospace Industries en de EDGE Group uit de VAE, om onbemande, door AI gestuurde maritieme vaartuigen te ontwikkelen. Deze systemen vertegenwoordigen de voorhoede van AI-militarisering. Ze maken gebruik van geavanceerde robotica, realtime-dataverwerking en autonome capaciteiten om dreigingen te detecteren. De VAE ging ook een samenwerking aan met Israël voor de creatie van een gezamenlijke ‘Cyber Academy’, waarbij de Emiratische inlichtingendiensten en Israëlische veteranen van Unit 8200 -Israëls eliteafdeling voor cyberoorlogvoering- betrokken zijn. Het project -één van meerdere soortgelijke initiatieven die sinds 2020 zijn aangekondigd- had tot doel Emiratisch personeel op te leiden in offensieve en defensieve cybertechnieken.

Artificiële intelligentie vormt de ruggengraat van veel slimme surveillancesystemen die worden uitgerold in steden van de Golf tot Noord-Afrika. AI heeft als kenmerk dat de grens tussen militaire en civiele toepassingen vaag is (‘dual use’). Ook hier biedt de normalisatie Israëlische bedrijven toegang tot nieuwe markten. In 2016 voerde Abu Dhabi een massasurveillancesysteem in genaamd 'Falcon Eye'. Wat toen niet werd bekendgemaakt, was dat de uitrol van het project onder leiding stond van een Israëlisch beveiligingsbedrijf dat Israëlische ingenieurs per privéjet naar de VAE vloog om bewakingscamera’s te installeren. Dit gebeurde nog vóór er tot formele betrekkingen werd besloten. Tegenwoordig vinden zulke partnerschappen openlijk plaats.

Na de Abraham-akkoorden kondigde Mubadala, het staatsinvesteringsfonds van Abu Dhabi, plannen aan om de komende jaren 10 miljard dollar te investeren in verschillende sectoren in Israël. Tegen januari 2022 had Mubadala al 100 miljoen dollar toegewezen aan diverse Israëlische risicokapitaalbedrijven, waaronder 'Viola Ventures', 'Pitango', 'Entrée Capital', 'Aleph Capital', 'Mangrove Capital Partners' en 'MizMaa'. De meeste van deze fondsen ondersteunen rechtstreeks ondernemingen die gemilitariseerde veiligheidstechnologieën ontwikkelen – opnieuw technologieën die door het Israëlisch leger worden uitgetest en ingezet tegen Palestijnen.

Dubai’s 'Oyoon'-programma, dat na de Abraham-akkoorden operationeel werd, is een platform dat meer dan 300.000 camera’s met gezichtsherkenning gebruikt. Het vertoont sterke gelijkenissen met Israëls 'AnyVision' (later 'Oosto' hernoemd), een grootschalig gezichtsherkenningssysteem dat bekend staat als "Facebook voor Palestijnen". Naarmate deze veiligheidsindustrieën nauwer samenwerken, zal de uitwisseling van technologieën voor gezichtsherkenning, voorspellende politiezorg en autonome grensbewaking alleen maar verder toenemen.

Wanneer Israëlische en Emiratische functionarissen hun nieuwe partnerschappen aanprijzen, spreken ze niet alleen over het afschrikken van Iran, maar ook over het omvormen van hun regio tot een centrum van “innovatie” op het gebied van veiligheidstechnologie. Die innovatie is echter geworteld in decennia van Israëlische kolonisatie. Ze betekent méér dodelijke autonome drones in de lucht en méér repressieve algoritmen die sociale media afspeuren op tekenen van dissidentie.

Naarmate deze veiligheidsindustrieën nauwer gaan samenwerken, zal de uitwisseling van technologieën voor gezichtsherkenning, voorspellende politionele toepassingen en autonome grensbewaking alleen maar verder toenemen. 

Asymmetrie, afhankelijkheid en controle

De militaire en veiligheidsdimensies van de Abraham-akkoorden onthullen een diep hiërarchische structuur die de bestaande machtsasymmetrie versterkt in plaats van gelijkwaardige partnerschappen op te bouwen. Israël behoudt zijn technologische voorsprong en operationele vrijheid, terwijl de Arabische ondertekenaars beperkte defensieve capaciteiten ontvangen, wat hun afhankelijkheid van Israëlische en VS-ondersteuning vergroot. Zo werd de VAE een wapenpakket ter waarde van 23 miljard dollar beloofd, inclusief 50 F-35-gevechtsvliegtuigen en 18 MQ-9 Reaper-drones, als zogenaamde beloning voor de erkenning van Israël. Maar de overeenkomst stuikte in elkaar toen Washington operationele beperkingen oplegde om Israëls zogenoemde ‘qualitative military edge’ te behouden - een kernbeginsel van het VS-beleid in het Midden-Oosten, bedoeld om Israëls regionale superioriteit en dominantie te waarborgen.

Deze asymmetrie wordt verder versterkt doordat de stroom van militaire technologie vrijwel volledig in één richting vloeit. Israël is de belangrijkste leverancier van veiligheids- en militaire producten, terwijl de Arabische staten voornamelijk fungeren als financiers en klanten. De selectieve aard van Israëls technologische kennisdeling zorgt ervoor dat de ontvangende staten geen autonome capaciteiten kunnen ontwikkelen die het regionale machtsevenwicht zouden kunnen verschuiven of Israëls militaire voordeel zouden kunnen aantasten. Het is duidelijk wie de economische begunstigde is van dit model. Israël heeft nieuwe wapenmarkten aangeboord en zijn regionale invloed uitgebreid in strategische sectoren binnen de betrokken landen. De Arabische staten daarentegen blijven passieve afnemers, niet in staat om parallelle binnenlandse industrieën of capaciteiten uit te bouwen.

Bovendien zijn deze regelingen zo ontworpen dat ze afhankelijkheid bestendigen. De Israëlische systemen vereisen voortdurende ondersteuning -onderhoud, reserveonderdelen, software-updates en operationele begeleiding- waardoor blijvende kanalen van controle ontstaan. Deze technologische navelstreng verschaft Israël invloed die veel verder reikt dan het moment van verkoop, en neemt de strategie over die het militair-industrieel complex in de VS al decennia toepast om de eigen bondgenoten aan zich vast te binden via een systeem van verdiepte militarisering en imperiale samenwerking.

Het hele veiligheidskader van de akkoorden functioneert onder strategisch toezicht van de Verenigde Staten, met name via CENTCOM (het VS-Centraal Commando). De Israëlische en Arabische strijdkrachten raken steeds meer geïntegreerd in de commandostructuren van de VS, waardoor hun beleid wordt afgestemd op Washingtons regionale visie in plaats van op eigen, nationaal bepaalde veiligheidsarchitecturen en visies. In feite kunnen de Abraham-akkoorden niet worden los gezien van de strategische doelstelling van de Verenigde Staten om zijn imperiale hegemonie te behouden.

De normalisatie past binnen Washingtons bredere strategie -die consistent door opeenvolgende regeringen werd nagestreefd- van ‘offshore balancing’: het uitbesteden van regionale politionele taken aan betrouwbare bondgenoten, terwijl de VS zijn hegemonie behoudt via wapenverkoop, inlichtingenuitwisseling en economische integratie.

Terwijl er wordt naar gestreefd om Saoedi-Arabië in de Abraham-akkoorden op te nemen -met veiligheidswaarborgen in ruil voor louter symbolische concessies aan Palestina- wil de Verenigde Staten een regionale machtsas consolideren die Israël verbindt met conservatieve Arabische regimes. Dit plan vormt geen afwijking van het vroegere beleid, maar juist de logische voortzetting ervan: het vervangen van het uitgeholde 'vredesproces' door een openlijke veiligheids- en investeringsalliantie die het nederzettingenkolonialisme verder verankert en Israël afschermt van enige vorm van verantwoording. 

Dit vertaalde artikel verscheen eerder in MERIP.


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Zonder kritisch middenveld, geen gezonde democratie!

De Vlaamse regering is met de botte bijl door de structurele subsidie van Vrede vzw gegaan. Vanaf 2026 moeten we het doen met meer dan de helft minder dan verwacht. Dit brengt onze algemene werking in gevaar! Een kritische, antimilitaristische tegenstem is vandaag nochtans meer dan nodig. Stel ons in staat om de strijd voor vrede en rechtvaardigheid voort te zetten!

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.