Twee jaar geleden werd een linkse coalitie verkozen om de hoofdstad van Spanje te besturen. Vandaag is ze verwikkeld in een lastige strijd met de nationale regering.
In juni 2015, na een historische grassroots campagne van burgers, sociale bewegingen en linkse partijen, won de linkse coalitie Ahora Madrid (Nu Madrid) de lokale verkiezingen in de Spaanse hoofdstad. Aangevoerd door de charismatische voormalige rechter Manuela Carmena, bracht de lokale minderheidsregering er een einde aan vierentwintig jaar rechts bestuur. Het was een fenomeen dat navolging kreeg in vele andere steden van het land. Gesteund door de anti-bezuinigingspartij Podemos kwam er een golf van progressieve gemeentelijke overheden aan de macht. De verwachtingen waren hoog. Ahora Madrid beloofde te breken met de pensée unique van de Europese Unie rond bezuinigingen en privatiseringen. Het programma van de coalitie omvatte allerlei beloftes: een stopzetting van de huisuitzettingen, de creatie van een publieke investeringsbank, het terug onder gemeentelijke controle brengen van geprivatiseerde publieke diensten en het vergroten van de mogelijkheden voor directe democratie in de stad.
Na bijna twee jaar is het stadsbestuur van Madrid echter in een moeilijke strijd verwikkeld met de nationale regering die de linkse coalitie wil dwingen om aan haar programma te verzaken en zware besparingen wil opleggen.
Sociale meerderheid
De Spaanse lokale verkiezingen van juni 2015 baarden een aantal 'rebellensteden', waarin linkse besturen zich ertoe verbonden om zich te verzetten tegen het zware besparingsregime van de centrale regering. Linkse coalities geraakten aan de macht in enkele van Spanjes belangrijkste en grootste steden – van Madrid en Barcelona tot Zaragoza, Valencia en La Coruña. De rebellensteden vormen een aanzienlijk probleem voor de conservatieve nationale regering van premier Mariano Rajoy. De partij van de eerste minister, de Partido Popular (PP), slaagde er in december 2015 in om de algemene verkiezingen opnieuw te winnen, maar met haar laagste score sinds 1989. De PP kon 123 zetels behouden in het 350 zetels tellende nationale parlement, maar verloor er 64 in vergelijking met de vorige legislatuur. De verkiezing resulteerde in een zeer gefragmenteerd parlement en een onzekere politieke situatie die uiteindelijk leidde tot nieuwe algemene verkiezingen in juni 2016 omdat Rajoy noch de linkse oppositie tot een regeringscoalitie konden komen. Terwijl de PP er tijdens de herkansing in slaagde om weer wat meer zetels binnen te rijven , geraakte ze nog altijd niet aan een meerderheid. Uiteindelijk werd Rajoy opnieuw aangesteld als eerste minister op 29 oktober 2016. Hij besloot onmiddellijk de strijd aan te binden met de rebellensteden door een set fiscale regels en wettelijke beperkingen op te leggen aan de Spaanse gemeenten.
De afgelopen maanden zijn de spanningen tussen Mariano Rajoys regering en het bestuur in Madrid enorm gestegen. De meest recente confrontatie ontstond toen de Minister van Financiën van de PP-regering, Cristobal Montoro, eiste van het stadsbestuur dat het 238 miljoen euro (of 7%) van de voorziene uitgaven voor dit jaar zou schrappen om binnen de grenzen van het door de staat opgelegde uitgavenplafond te blijven. Nochtans is het Madrileens bestuur één van de weinige instituties in Spanje die vorig jaar een surplus kon optekenen en haar schuldreductiedoelstellingen wist te realiseren. De reactie van het stadsbestuur was voorzichtig, indicatief aan Carmena's aversie voor openlijke politieke confrontaties. Enigszins ambigu kondigde de stad aan dat het zowel zou beantwoorden aan de vereiste om onder het uitgaveplafond te blijven, als zou verzekeren dat er geen besparingen komen op de bestaande uitgaven of investeringen. Dit zal verwezenlijkt worden door het bedrag dat bespaard moet worden te betwisten in de rechtbank en via verschillende vormen van creatieve boekhouding, zoals het herverdelen van financiële middelen die vorig jaar niet gebruikt werden. Binnen de linkerzijde in Madrid zijn de meningen verdeeld over de beheerste reactie van het stadsbestuur op dergelijke druk.
Ook over de werking van het linkse bestuur in het algemeen vallen er verschillende opinies op te tekenen. De dominante emotie bij de activistische linkse organisaties binnen Ahora Madrid, zoals het burgerplatform Ganemos en Izquierda Anticapitalista (IA), de radicale vleugel van de linkse partij Podemos, is er één van frustratie. Volgens gemeenteraadslid en IA-vertegenwoordigster Rommy Arce, heeft de entourage van Carmena al herhaaldelijk een respectabel technocratisch beheer verkozen boven het “collectief ontworpen programma” van Links. Dit argument werd ook aangehaald door Ganemos gemeenteraadslid Pablo Carmona, die de unilaterale manier bekritiseerde waarop Carmena belangrijke elementen van het programma van de coalitie verwerpt zonder open debat.
Aan de andere kant van het linkse spectrum verdedigt Podemos-gemeenteraadslid Jorge García Castaño de Madrileense burgemeester. Hij stelt dat de realiteit van het leiden van een minderheidsbestuur zijn eigen initiële verwachtingen juist overtroffen heeft. Terwijl hij gelooft dat de linkse coalitie “geen andere keuze had” dan een aantal toegevingen te doen rond kwesties als de overname van geprivatiseerde diensten en huisuitzettingen, heeft ze ook al een aantal indrukwekkende sociale verbeteringen verwezenlijkt. Zo heeft Ahora Madrid de sociale uitgaven met 50% verhoogd sinds ze aan de macht is, de gemeentelijke investeringen zijn met 33% gestegen in het afgelopen jaar en er wordt momenteel een ambitieus programma opgestart rond participatieve budgetten. Volgens Castaño vormt deze vooruitgang de potentiële basis van waaruit de progressieve krachten in Madrid “een cyclus van electorale overwinningen” kunnen boeken.
Eduardo Garzón, de marxistische economist en financieel adviseur van de Madrileense gemeenteraad, wijst erop dat Ahora Madrid “niet georganiseerd is als een compacte en coherente politieke kracht”. In plaats daarvan is het een veel lossere alliantie die niet alleen partijen als Podemos, Izquierda Unida en de milieucoalitie EQUO omvat, maar ook verschillende andere sociale organisaties en onafhankelijke figuren. De coalitie werd snel samengesteld in de maanden voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2015. In tegenstelling tot gelijkaardige lokale linkse coalities in Spanje ontbrak het Ahora Madrid aan een duidelijk leiderschap en heldere besluitvormingsstructuren. De verschillende groepen in de coalitie werden verenigd door een aantal gedeelde strategische principes die de fundamenten vormen van de meer ambitieuze beleidsinitiatieven die voorgesteld werden. Het belangrijkste principe is een verbintenis om de institutionele macht te gebruiken om de openbare sfeer te beschermen tegen de verdere ontmanteling ervan door de Spaanse rechterzijde. In dat opzicht is het vermogen van het nieuwe stadsbestuur om de aanzienlijke middelen die ze ter beschikking heeft te herschikken ter versterking van de sociale uitgaven en de publieke investeringen, indrukwekkend gebleken. Het stadsbestuur heeft maar een zeer beperkte macht wat het verhogen van de belastingen betreft, maar gereduceerde renteaflossingen en een reeks kostenbesparingsoefeningen in andere domeinen, maakten geld vrij dat ingezet kon worden voor de verwezenlijking van specifieke objectieven “die gunstig zijn voor de sociale meerderheid”, aldus Garzón. Hij benadrukt vooral de verwezenlijkingen van de stad op het vlak van de sociale huisvesting. In de nasleep van de financiële crisis van 2008 initieerde het vorige PP-bestuur een snelverkoop van het onroerend goed dat in bezit was van het gemeentelijke huisvestingsorgaan. Het verkocht 4000 huizen aan investeringsfondsen (waaronder 1800 aan het Amerikaanse financiële dienstenbedrijf Blackstone) en was van plan om nog eens 2000 woonsten van de hand te doen toen het afgestopt werd door de gemeenteraadsverkiezingen van 2015. Ahora Madrid annuleerde deze laatste verkoop en zette een plan in gang om het aantal sociale woningen terug tot op het niveau van voor de crisis te brengen. De coalitie beloofde meer dan 4000 sociale woningen te bouwen tegen het einde van de legislatuur, alsook honderden lege appartementen verspreid over de hoofdstad op te kopen.
Eduardo Garzón heeft het ook over de verschillende vitale diensten die hebben kunnen profiteren van de aanzienlijke toename van de sociale uitgaven en investeringen van de gemeenteraad. Het budget voor thuishulp voor bejaarden werd met 25% opgetrokken en het programma dat gratis maaltijden moet garanderen in de scholen zag haar middelen verdubbelen. Er werd ook zwaar geïnvesteerd in de uitbreiding van het openbare netwerk van voorschoolse opvang, in vluchthuizen voor vrouwen en in gemeentelijke sportcentra. De stad voerde bovendien een nieuw programma in dat er voor zorgt dat immigranten zonder papieren toegang hebben tot openbare diensten zoals gezondheidszorg.
Ahora Madrids tweede verbintenis was de belofte voort te bouwen op de erfenis van de Indignados-beweging die het Puerta del Sol-plein in Madrid bezet hield in 2011 uit protest tegen het bezuinigingsbeleid. De Indignados geloofden dat de gemeentelijke politiek omgevormd kon worden tot een ruimte waarin mensen actief betrokken zijn bij het besturen van hun plaatselijke gemeenschappen. Ook op dit vlak heeft het nieuwe stadsbestuur vooruitgang geboekt sinds het aan de macht kwam. Het zette een waaier aan participatieve kanalen op, van de organisatie van een gemeentelijk referendum over grote stedelijke vernieuwingsprojecten tot meer gedecentraliseerd overleg over de manier waarop fondsen ingezet moeten worden in bepaalde wijken.
Zowel Rommy Arce als Garzón bevestigen dat het hier om een gestaag proces gaat. Spanje heeft maar een beperkte traditie van directe burgerparticipatie in de institutionele politiek, waardoor het noodzakelijk is om de bewustmaking geleidelijk op te bouwen en de betrokkenheid gestaag aan te moedigen. Hoewel relatief klein in vergelijking met de grootte van de stad is het aantal burgers dat betrokken is bij het participatieve budgetprogramma van de gemeenteraad (dat 100 miljoen euro aan fondsen toewijst) met 68% gestegen in vergelijking met vorig jaar.
De laatste verbintenis van Ahora Madrid is de systematische transformatie van Madrids verouderde stadsmodel. Na decennia van inertie door de PP-besturen probeert de huidige gemeenteraad in 3 jaar tijd te verwezenlijken wat andere steden in Europa trachten te bereiken op 15 jaar: de vermindering van de vervuiling, de wijdverspreide invoering van voetgangerszones en de introductie van parkeerrestricties in het centrum van de stad. Het doel is om van Madrid zo snel mogelijk een meer duurzame en leefbare stad te maken die minder gedomineerd wordt door personenwagens.
Limieten aan de vooruitgang
De vooruitgang die geboekt is, betekent een aanzienlijke prestatie, maar Ahora Madrid werd ook geconfronteerd met een reeks wettelijke en politieke restricties die de uitvoering belemmeren van een aantal belangrijke beloftes die gemaakt werden tijdens de verkiezingen. Deze ervaring wordt door alle zogenaamde 'rebellensteden' doorheen Spanje gedeeld. De nieuwe linkse besturen worden gehinderd door bindende contracten met grote bedrijven die stadsdiensten verlenen, gerechtelijke uitspraken die huisuitzettingen bevestigen en de strikte bezuinigingsregels die opgelegd worden door de nationale PP-regering. Bovendien kreeg het Madrileense bestuur ook te maken met gigantische druk vanwege de vijandige mainstream mediabedrijven die erop gebrand zijn om de gemeenteraad af te schilderen als gevaarlijk en te radicaal om de stad te besturen. Het is in deze context dat de Carmena-administratie een voorzichtige strategie nastreeft, behoedzaam uitkiezend voor welke kwesties ze bereid is te strijden en regelmatig opterend om toe te geven in plaats van betrokken te geraken in openlijke confrontaties. Deze houding heeft spanningen gecreëerd binnen de coalitie. Van Ahora Madrids 20 gemeenteraadsleden (op een totale gemeenteraad van 57), vormen 6 tot 8 leden (waaronder Izquierda Unida’s Carlos Sánchez Mato, tevens de schepen van Financiën) een blok dat er al herhaaldelijk op aandrong om een krachtigere houding aan te nemen. Dit blok stemde in een aantal gevallen zelfs al tegen hun eigen stadsbestuur.
Voor Arce, een van deze dissidenten, heeft het stadsbestuur een tweeledige taak: “Je moet de instituties beheren en dat doen we. Alles functioneert. Maar aan de andere kant, zijn we hier niet alleen gekomen om simpelweg 'het mogelijke' te verwezenlijken. Daar bestaat de Socialistische Partij (PSOE) al voor”. Ze stelt dat een linkse coalitie in plaats daarvan ook de institutionele limieten moet kunnen uitdagen, het apparaat moet trachten te transformeren terwijl ze het tegelijkertijd bestuurt. Daarvoor is echter een politieke wil vereist die volgens Arce vaak ontbreekt binnen Ahora Madrid. Als voorbeeld verwijst ze naar één van de meest controversiële beslissingen van de gemeenteraad: om de controle over de afvalophalingsdiensten in de stad niet terug over te nemen toen de contracten met een privaat bedrijf vorig jaar verlopen waren. Dit soort van openbare diensten is het domein geworden van grote bouwconcerns die zich na de crash van de vastgoedmarkt wilden diversifiëren. De diensten worden enorm inefficiënt gerund omdat winst maken op de eerste plaats komt.
Om te kunnen breken met dit model van door private bedrijven gerunde publieke diensten zou de gemeenteraad het moeten opnemen tegen de grote concerns die enorme druk kunnen uitoefenen via de media. Bovendien zou dan ook een manier gevonden moeten worden om het nationaal opgelegde verbod op het aannemen van nieuw openbaar personeel te omzeilen. Sánchez Mato’s voorstel was om het bestaande personeel te incorporeren via “een achterpoortje” door hen “een onbepaald, maar geen permanent” contract aan te bieden, wat hen zou vrijstellen van de quota. Dit zou echter onderhandelingen vereisen met de vakbonden. Tegelijkertijd zou de stad de onvermijdelijke vergeldingsacties van de nationale PP-regering moeten afslaan. Arce erkent dat er gevaren schuilden in de overname van de afvalophaling, maar vindt dat het “onze plicht was”. Radicaal links mag niet toegeven aan de gevestigde machten die dreigen met chaos en “moet een graad van risico inbouwen in zijn strategie om vooruitgang te kunnen boeken”, zegt ze. Volgens Pablo Carmona wordt dit soort van vastberadenheid moeilijker door de groeiende afstand tussen het bestuur en zijn sociale basis. Als de stad de afvalophaling echt wilde overnemen, had het “een debat geopend met de civiele maatschappij”, via bijeenkomsten, protesten en rally's die de steun van het publiek en sociale druk hadden kunnen genereren. In plaats daarvan trok het stadsbestuur zich terug achter gesloten deuren om belangrijke programmatische beslissingen te nemen. Carmona merkt het contrast op tussen de vormen van directe democratie die aangewend worden door het stadsbestuur rond minder gepolitiseerde thema's en de afwijzing van burgerparticipatie als het om meer fundamentele kwesties gaat.
De keuze voor het afhandelen van de meer gepolitiseerde kwesties van bovenaf, leidt er volgens Arce toe dat afstand gedaan wordt van belangrijke elementen uit het Ahora Madrid-programma (zie de beslissing over de afvalophaling). Links heeft momenteel nood aan massamobilisaties om een meer evenwichtige krachtenbalans te creëren. Het kan de belangen van elitesectoren niet in vraag stellen zonder de actieve betrokkenheid van de sociale en populaire sociale krachten, aldus Acre.
Verantwoordelijkheden
Voor wie de lijn van de burgemeester steunt, zoals García Castaño, sluit de beperkte macht van de regerende minderheid “zo'n extreme interpretatie van het oprichtingsprogramma uit”. Hij gelooft dat het veel belangrijker is om tijdens de eerste bestuursjaren vertrouwen te genereren buiten de linkse kringen door tastbare veranderingen te realiseren, bijvoorbeeld via de investering in sociale programma's. Pas later, als de coalitie sterker staat, kan het programma in zijn geheel doorgevoerd worden. Volgens Castaño was er binnen het stadsbestuur “duidelijk een verlangen om belangrijke diensten te recupereren”, maar de geloofwaardigheid van het bestuur riskeren door onder de bestaande omstandigheden zo'n beleid na te streven, zou een te grote gok geweest zijn.
Met een reeks maatregelen die bekend staan als de Montoro Wetten, heeft de PP-regering een groot deel van de economische autonomie van de lokale overheden afgeschaft, waardoor de gemeenteraden maar weinig manoeuvreerruimte overhouden. In het geval van de afvalophaling vond burgemeester Carmena het risico op ernstige verstoringen van de diensten ten gevolge van een industrieel dispuut of van gerechtelijke actie onder de Motoro Wetten te groot. Een gelijkaardige redenering wordt gevolgd bij de beslissing om zich te houden aan het opgelegde uitgaveplafond voor steden en gemeenten. Volgens Carmena heeft de gemeenteraad hier maar weinig mogelijkheden. De Montoro Wetten geven de nationale regering niet alleen de autoriteit om de bezuinigingen unilateraal op te leggen, maar ook om Sánchez Mato te ontheffen uit zijn functie als schepen van Financiën als het stadsbudget niet voldoet aan de opgelegde uitgavelimieten. De wet openlijk niet naleven, zou de gemeenteraad in een nutteloze controverse verwikkelen.
Net zoals García Castaño komen een aantal van Carmena’s dichtste bondgenoten van de meer gematigde 'Errejonista'-vleugel van Podemos, genaamd naar de politicoloog Íñigo Errejón die binnen de partij verantwoordelijk is voor Beleid en Strategie. Op het recentste Podemos-congres was één van de twistpunten tussen Íñigo Errejón en Podedos-voorzitter Pablo Iglesias, de bewering van eerstgenoemde dat Podemos riskeerde te overschatten in wat voor mate de meerderheid van de bevolking bereid was een politieke breuk te accepteren. Spanje is Bolivia niet. De graden van polarisering en sociale mobilisatie die nodig zijn om de macht van een oligarchie uit te dagen zijn hier veel lager. De politieke hegemonie van een opstandige kracht moet hier traag opgebouwd worden binnen de bestaande instituties door de kiezers te bewijzen dat ze de publieke sfeer kan beschermen en versterken in plaats van een bron van instabiliteit te zijn. Vanuit dit perspectief riskeerde het soort van politieke confrontaties die een minderheid van de Madrileense gemeenteraad wou aangaan, het lokale bestuur te doen ontsporen nog voor het tijd gehad om te ontwikkelen.
In de huidige omstandigheden moet het doel van links bestaan uit het verder accumuleren van institutionele macht door te demonstreren aan de burgers dat ze de capaciteit heeft om progressieve hervormingen te verwezenlijken. García Castaño beschouwt de investeringen, de verhoogde sociale uitgaven en de stedelijke vernieuwing als een stevige basis om te strijden voor de herverkiezing van een links Madrileens stadsbestuur en voor Errejóns kandidatuur voor de regionale verkiezingen van 2019 in de autonome gemeenschap Madrid.
Een herverkiezing van de linkse coalitie zou haar positie binnen de stedelijke instituties versterken en het beleid verder in progressieve richting duwen. Indien er op regionaal niveau een regering komt onder leiding van Errejón zou Podemos de controle verwerven over gezondheid en onderwijs in de gemeenschap Madrid, waardoor ze de kans zou krijgen om de openbare voorziening van deze essentiële diensten beter te beschermen tegen verdere aanvallen.
Gezien de vijandigheid waarmee Ahora Madrid geconfronteerd wordt door de media en de bedrijfswereld is de vooruitgang die de coalitie geboekt heeft opmerkelijk. Maar halfweg haar termijn staat ze voor een dilemma. Moet ze verdergaan langs een meer institutionele en behoedzame weg met de hoop op electorale hegemonie? Of moet ze voor een meer militante aanpak kiezen die streeft naar de actieve betrokkenheid van de maatschappij in de strijd voor radicale verandering? Carmena heeft haar eigen voorkeur alvast duidelijk gemaakt. De inschatting van de Errejonistasis dat het onrealistisch is om na 40 jaar neoliberalisme een hoge graad van populaire mobilisatie of aanhoudende politieke inzet van het volk te verwachten. De radicale 'municipalistas' in de gemeenteraden van de rebellensteden hopen echter op een nieuwe golf van sociale strijd waaruit duurzame vormen van populair verzet zullen groeien die in staat zijn om het op te nemen tegen de macht van de Spaanse oligarchie.
Eoghan Gilmartin is medewerker van www.jacobin.org. Dit artikel werd vertaald en bewerkt door M.E.