In Soedan woedt er sinds eind vorig jaar een volksopstand tegen een militair bewind dat er al 30 jaar de plak zwaait. Het is niet de eerste keer dat er in het land protesten en demonstraties plaatsvinden.
Dit keer lijkt het echter anders dan anders. De manifestaties zijn niet meer beperkt tot de hoofdstad Khartoem of de andere grote steden. Ze vinden plaats in het hele land, zelfs op het platteland en in de kleine steden. Volgens sommigen zou je de Soedanese protestbeweging misschien een late uitloper kunnen noemen van de ‘revoluties’ die de Arabische wereld in de winter van 2010-2011 door elkaar schudden.
Omar al-Bashir heeft het al 30 jaar voor het zeggen in Soedan. De leider van de Nationale Congrespartij (NCP), een islamistische politieke formatie die uit het activisme van de Moslimbroederschap groeide, komt in 1989 aan de macht na een militaire coup tegen de laatste democratisch verkozen regering in de geschiedenis van het land. Internationaal had Omar al-Bashir zeker te mijden moeten zijn vanaf 2009, toen het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag een arrestatiebevel tegen hem uitvaardigde op beschuldiging van genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden in Darfoer. De uitspraak van het Hof verhindert Omar al-Bashir echter niet om onbekommerd buitenlandse reizen te ondernemen om politieke en economische overeenkomsten af te sluiten. Sinds de aanklacht reisde hij al naar een 20-tal landen, ook landen die lid zijn van het ICC, zonder dat hij gearresteerd werd.
Economisch bankroet
In 2011 incasseert Soedan een grote economische klap. Wat tot dan het grootste Afrikaanse land is, word opgesplitst in twee naties: Soedan en Zuid-Soedan. Driekwart van de oliebronnen bevinden zich in het nieuwe land, Zuid-Soedan, dat dan ook driekwart van de olieopbrengsten met zich meeneemt.
In oktober 2017 heft de Verenigde Staten, na 20 jaar, de meeste van zijn economische sancties tegen Soedan op. De door Khartoem langverwachte afschaffing van een groot deel van de sancties levert echter niet de verhoopte resultaten op. Eenmaal Soedan beseft dat dit onvoldoende zal zijn om een echte economische heropleving te bewerkstelligen, dooft het enthousiasme snel uit. Het land blijft bovendien samen met Iran, Syrië en Noord-Korea op de VS-lijst van staatssponsors van het terrorisme staan. Daarnaast blijft het voor Soedan onmogelijk om valutatransacties uit te voeren en de hulp van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds is beperkt. In combinatie met een reeks slechte economische beslissingen vermomd als hervormingen, leidt dit tot een nijpende economische situatie.
Omar al-Bashirs bilan na 3 decennia aan de macht mag desastreus genoemd worden. Het land staat voor een sociaal, politiek en economisch faillissement. Daarnaast woeden er aanhoudende, moorddadige conflicten tussen Omar al-Bashirs regering en gewapende bewegingen in de deelstaten Darfoer, Janub-Kordofan (Zuid-Kordofan) en An-Nil-al-Azraq (Blauwe Nijl). Dit alles wordt overgoten met een immense nationale en lokale corruptie en een harde interne strijd binnen de diverse fracties van het bewind.
De huidige protesten kennen hun oorsprong in januari vorig jaar, wanneer de begroting voor 2018 wordt bekendgemaakt. 75% van de middelen wordt toegewezen aan het leger, het veiligheidsapparaat en de vele milities die het bewind heeft opgezet. In augustus 2018 lopen de politieke spanningen nog verder op wanneer Omar al-Bashir besluit dat de grondwet gewijzigd moet worden zodat hij een derde termijn kan aanblijven als president.
Wanneer de regering dan ook nog beslist om de subsidies op essentiële basisproducten te verminderen of af te schaffen, is de maat vol. Op een paar maanden tijd stijgt de prijs van een brood van 0,5 naar 3 Soedanese pond. De prijzen van andere essentiële producten, voedsel en medicijnen volgen dezelfde trend en zijn bovendien steeds moeilijker te vinden. Ook de brandstofprijzen stijgen. Aan de pompen moet aangeschoven worden om brandstof te verkrijgen, als ze al niet droog staan, want ze worden slechts mondjesmaat bevoorraad. Deze schaarste laat zich voelen op de prijzen van het openbaar en collectief vervoer. Voor mensen die in de voorsteden en op het platteland wonen is dat vaak de enige manier om zich naar de steden of andere gebieden te verplaatsen.
Als er al geldautomaten zijn, staan die leeg, terwijl aan het bankloket slechts beperkt cash kan worden afgehaald – tenminste als de bank zelf nog iets in de kluis heeft liggen. Met een inflatie die gestegen is tot 70% wil iedereen die nog wat Soedanese ponden heeft die graag zo snel mogelijk omzetten in dollars. De officiële koers is op een jaar tijd gestegen van 17 pond per dollar naar 47 pond per dollar. Alleen, dollars zijn officieel haast niet te krijgen en op de zwarte markt betaal je er gemakkelijk tot 80 pond voor.
Opstand
De huidige protestgolf begint op 19 december 2018 in Atbra, een stad in het noorden van het land. Nog dezelfde dag volgen er andere manifestaties in Qadaref, Nuhod en Port Sudan. Een dag later zijn Dongla, Barbar, Sennar, Elobaid en de hoofdstad Khartoum aan de beurt. De demonstranten zijn de moeilijke levensomstandigheden en de economische crisis echt zat.
Wat aanvankelijk als ‘broodrellen’wordt ervaren, groeit al snel uit tot een ongekende opstand. De eisen zijn niet langer louter economisch. Het wordt een beweging tegen het systeem, een onderdrukkend dictatoriaal bewind dat duizenden Soedanezen ertoe gedwongen heeft hun land te ontvluchten. Elke dag opnieuw is het voor de bevolking steeds duidelijker dat de pagina Omar al-Bashir omgedraaid moet en kan worden. De president heeft niet langer die enorme ruimte waarin hij al 3 decennia vrij beweegt. De populaire opstand tegen de regering verenigt de meerderheid van de bevolking met een duidelijke boodschap aan zijn adres: “Ga weg! Vertrek!”. Met het succes verdwijnt ook de angst. De slogans die het vaakst geroepen worden zijn duidelijk politiek: “Vrijheid, vrede en gerechtigheid”, “De revolutie is de keuze van het volk” en, specifiek gericht aan Omar al-Bashir zelf: “Jouw val! Niets anders!” en “Ga weg! Ga weg!”
Op de ochtend van 25 december wordt in de Soedanese hoofdstad de grootste en meest indrukwekkende demonstratie gehouden die het land sinds 1989 heeft gekend. De hele oppositie is aanwezig.
Divers en verenigd
De protestbeweging heeft veel verschillende categorieën van de bevolking samengebracht. De oproep tot mobilisatie door de Vereniging van Professionelenwaarbinnen de grote beroepsbonden van artsen, ingenieurs en advocaten actief zijn, heeft een brede weerklank gevonden bij de ganse bevolking en de politieke oppositie. Aanvankelijk is het de bedoeling om de regering een protestnota te presenteren waarbij economische veranderingen worden geëist. Maar de politieke escalatie zorgt ervoor dat de lat hoger wordt gelegd. Uiteindelijk wordt het een brief waarin openlijk opgeroepen wordt tot het aftreden van president Omar Hassan al-Bashir.
Verschillende oppositiegroepen, met name de 'Nida’a Al-Sudan'-coalitie (met o.a. 'Umma', een islamitische centrumpartij die zelf uit verschillende stromingen is samengesteld), het Soedanees Revolutionair Front (een alliantie van rebellengroepen uit Darfoer, Zuid-Kordofan en de Blauwe Nijl) en de Nationale Consensus Krachten (een coalitie van 20 oppositiepartijen uit alle regio’s van het land), beslissen tijdens een vergadering op 25 december om hun geschillen te vergeten en de krachten te bundelen in de 'Ij’maa'-beweging (Concensus) die de val van het regime mogelijk moet maken. Eenmaal de huidige regering verwijderd is, moet er in de plaats een overgangsraad samengesteld worden die presidentsverkiezingen voorbereidt, terwijl een regering van technocraten een nieuw politiek kader zal uitwerken waarin het pluralisme centraal staat. Deze plannen vormen niet alleen een uitdaging voor de regering, maar ook voor de organisatoren van de protesten zelf. Het is immers de eerste keer sinds de staatsgreep van 1989 dat zo’n verscheidenheid aan bewegingen, organisaties en politieke oppositiepartijen hun krachten bundelen.
Anders dan bij vroegere opstanden, is de jeugd vandaag de echte motor van het verzet. Het gaat om een generatie jongeren die opgegroeid is in de schaduw van de islamitische macht van de Moslimbroedersen geen banden heeft met de politieke partijen van voor Omar al-Bashir aan de macht kwam. De jongeren hebben geen boodschap aan de oude politieke gebruiken tussen partijen en willen graag dat er vandaag verder gegaan wordt dan de courante compromissen die er steeds op uitdraaien dat het ene religieus regime vervangen wordt door een ander religieus regime. Zij willen naast een ander regime, ook fundamentele veranderingen waarbij de religie geen greep meer heeft op de politiek. De Soedanese crisis kan volgens hen alleen opgelost worden binnen een rechtsstaat waar respect bestaat voor religieuze,etnische, tribale en andere culturele verschillen.
De jongeren zijn een actieve, beslissende factor geworden binnen het Soedanese politieke landschap. Ze zijn op de hoogte van wat er in de wereld gebeurt en communiceren via de sociale media. Ze willen breken met de oude gebruiken en streven naar de creatie van een moderne staat die gebouwd is op vrede, gelijkheid en rechtvaardigheid.
De politieke leiders van de oppositie zijn meestal oud, het zijn vaak nog dezelfde mensen met dezelfde waarden en ingesteldheid van voor de staatsgreep van 30 jaar geleden. De vraag is of zij mee zullen willen en kunnen stappen in de eisen van de jeugd.
Brutale repressie
Omar al-Bashir is (voorlopig) niet onder de indruk. Terwijl hij wordt geconfronteerd met de grootste protesten van zijn 30-jarig bewind, toert de Soedanese president door enkele buurlanden en de regio. Eind januari brengt hij een bezoek aan de emir van Qatar en daarna aan de Egyptische president, Abdel Fattah al-Sisi. In Egypte verklaart hij dat de onrust in zijn land een poging is om de zogenaamde Arabische lente in Soedan te kopiëren. Daags nadien laat hij optekenen: “Een verandering van regering gebeurt niet via WhatsApp en Facebook, maar via verkiezingen”.
De traditionele media in Soedan worden nauwlettend in de gaten gehouden en gecensureerd. Soedan staat in 2018 op de 174ste plaats op 180 landen, in de 'World Press Freedom Index' van Reporters Zonder Grenzen. De Soedanese krant 'El Jareeda'wordt weken verhinderd om van de persen te rollen. Andere kranten zien hun hele oplages in beslag genomen en vernietigd. Het internet is dan ook uitgegroeid tot een belangrijk informatiekanaal. Van de 40 miljoen Soedanese inwoners hebben er zo’n 13 miljoen een internetaansluiting en meer dan 28 miljoen een mobiele telefoon. Het internet is (voorlopig) niet helemaal geblokkeerd. De sociale media daarentegen wel. Maar ook in Soedan weten ze wat een virtueel particulier netwerk (VPN) is en wordt de blokkering omzeild, waarna de informatie via tekstberichten op de mobiele telefoon toch kan doorstromen.
De sociale media hebben een grote impact, en helpen bij het vormen van de publieke opinie en het overbrengen van wat er in het land gebeurt aan het buitenland. In het bijzonder aan de grote Soedanese diaspora's die zich ook niet onbetuigd laten. Zij doen de informatie verder doorstromen, organiseren vreedzame demonstraties aan Soedanese ambassades en consulaten in Toronto, Washington, Londen, Parijs, enz. De buitenlandse pers heeft echter geen belangstelling.
Onder Al-Bashir is de politieke oppositie altijd al stelselmatig gebrutaliseerd en monddood gemaakt. Feit is dat het leger en de paramilitaire milities nooit aarzelen om geweld te gebruiken tegen demonstranten. In december 2016, na een aantal demonstraties, zegt Omar al-Bashir: “Als je het regime wilt omverwerpen, waarom ga je dan niet de straat op? Ik zal je vertellen waarom je het niet doet. We weten dat je niet zult komen omdat je je heel goed herinnert wat er in het verleden is gebeurd”. Een niet mis te verstane verwijzing naar september 2013, toen meer dan honderd mensen tijdens protesten door de veiligheidsdiensten werden doodgeschoten. Politieke tegenstanders en activisten worden in Soedan traditioneel opgepakt, gevangen gezet, gefolterd en te vaak vermoord. Dit keer is het niet anders.
Voor de coördinatie van de repressie zorgt de machtige Nationale Inlichtingen- en Veiligheidsdienst(NISS). De Soedanese president kan rekenen op de steun van het leger en paramilitaire troepen, zoals de gewapende vleugel van de NISS en de 'Rapid Support Forces' (RSF). (De RSF heeft zijn wortels in de Janjaweed-milities die ingezet worden door de Soedanese regering in de oorlog in Darfoer.)
Er wordt traangas afgevuurd en er worden wapenstokken en stukken plastieken kabel gebruikt om de huidige demonstraties uiteen te slaan. Ook het gebruik van vuurwapens is niet uitzonderlijk. Er vallen honderden gewonden en tientallen doden. Meer dan duizend demonstranten, oppositieleiders, activisten, artsen en journalisten worden opgepakt, vastgehouden, gefolterd, vrijgelaten en als in een carrousel later opnieuw opgepakt. Scholen en universiteiten moeten hun deuren sluiten. De noodtoestand wordt afgekondigd en her en der wordt ook een avondklok ingevoerd.
Uit protest tegen het doodschieten en folteren van vreedzame manifestanten, roept de Soedanese artsenvereniging alle artsen op om de ziekenhuizen die gecontroleerd worden door militairen, de politie, de veiligheidsdiensten en leden van de regerende Nationale Congrespartij, te boycotten. De onderwijsbond roept op tot een staking.
De krachtmeting blijft doorgaan. Iedere dag opnieuw trekken grote delen van de bevolking weer de straat op in protestmarsen en iedere dag opnieuw graaft Al-Bashir zich verder in en wordt de repressie brutaler.
Internationale reactie
Los van wat verklaringen en veroordelingen hoeft Al-Bashir zich niet te veel zorgen te maken over het buitenland. De ‘internationale gemeenschap’ heeft, zoals dat past, wel unaniem zijn bezorgdheid over het willekeurig gebruik van geweld tegen betogers uitgesproken. De EU “dringt er bij de Soedanese regering op aan om het recht van mensen om hun onvrede te uiten, te respecteren”. De VS, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Canada vragen de Soedanese regering om “adequaat te reageren op de protesten en in overeenstemming met de internationale wetten voor de bescherming van de mensenrechten”. Ook de secretaris-generaal van de Verenigde Naties laat zich niet onbetuigd en vraagt Soedan om een licht te werpen op de omstandigheden van de dood van manifestanten.
De Vrede en Veiligheidsraad (VVR) van de Afrikaanse Unie (AU) heeft tot op vandaag nog met geen woord gerept over de opstand in Soedan. Dat hoeft niet te verwonderen, gezien de makke houding van de AU tegenover het optreden van Soedan in Darfoer, Zuid-Kordofan en de Blauwe Nijl.
De Arabische Liga heeft Soedan altijd als een ‘Arabische’ staat beschouwd en gruwelt van een multi-etnisch land met democratische aspiraties. De hartelijke ontvangst van Al-Bashir door collega dictator Al-Sisi bij zijn recent bezoek aan Egypte is duidelijk genoeg. Om Soedan binnen de Arabische stal te houden, hebben Saoedi-Arabië, de Emiraten en andere Arabische landen er alles aan gedaan om het uit de invloedssfeer van Iran los te weken. De Soedanese troepen in Jemen vechten nu tegen de Houthi-rebellen (die de steun van Iran genieten), terwijl ze eerder aan hun kant stonden. De Arabische Liga heeft in het verleden trouwens ook nooit een onvertogen woord geuit over de misdaden van Al-Bashir in Darfoer.
De oproep van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Guterres, tot “kalmte en terughoudendheid” is nutteloos. Hij is een tamme voorzitter van een geparalyseerde organisatie. Het summum daarvan is de VN-Veiligheidsraad,waarin de vijf overwinnaars van Wereldoorlog II kwistig gebruik maken van hun vetorecht om veroordelingen te voorkomen – dit voor zover de protesten in Soedan al op de agenda gezet zouden worden. Het klinkt raar, maar terwijl de VS Soedan laat staan op de lijst van landen die het terrorisme sponsoren, beschouwt het Al-Bashir tegelijkertijd als een dam tegen het terrorisme. In 2011, onder Obama, zei de speciale gezant van de VS voor Soedan, Princeton Lyman: “Wij willen de val van het regime niet, noch een verandering ervan. Wij willen het regime veranderingen zien doorvoeren via grondwettelijke en democratische maatregelen”. Lyman weet dan al zeer goed dat ‘veranderingen via grondwettelijke en democratische maatregelen’ onder Al-Bashir een illusie zijn. Die houding van de VS is onder Trump niet gewijzigd. Integendeel, het is de Trump-regering die een groot deel van de economische sancties tegen Soedan uiteindelijk opheft.
Voor de EU is het belangrijkste dat Afrikaanse migranten niet tot in Europa geraken. Met dit doel voor ogen is de EU bereid om de smerigste akkoorden met Al-Bashir af te sluiten. Zo worden de Soedanese Rapid Support Forces ook ingezet om aan de grens met Libië, Eritrea en Ethiopië te patrouilleren en vluchtelingen en migranten tegen te houden voor ze de kusten van de Middellandse Zee bereiken. Dat kadert in het 'Khartoem-proces', een -zoals dat dan heet- ‘platform voor politieke samenwerking tussen de landen langs de migratieroute tussen de Hoorn van Afrika en Europa’.
De internationale steun voor de Soedanese opstandelingen komt dus eigenlijk alleen van de diaspora, wiens initiatieven in het buitenland volledig in dovemansoren vallen.
Toekomst
Volgens Omar al-Bashir is de onrust het gevolg van sabotage door “buitenlandse agenten, huurlingen en verraders”. Hij belooft inmiddels “echte hervormingen die een goede levenskwaliteit voor de burger garanderen”. Meer specifiek is hij niet, maar dat is ook niet nodig, want van zijn geloofwaardigheid blijft toch niets over bij het merendeel van de bevolking. Er zijn voor de toekomst dan ook maar drie mogelijke scenario's.
Het eerste bestaat erin dat de Islamistische beweging iedereen probeert te verrassen met een paleisrevolutie, en al-Bashir zelf opzijschuift. Dit zou ongetwijfeld uitmonden in een, misschien nog grotere, volksopstand, waartegen het ‘vernieuwde’ regime minstens even brutaal zal optreden als het nu doet.
De tweede optie is een compromis tussen de islamisten aan de macht en invloedrijke politieke krachten van de oppositie, zoals Sadek Al-Mahdi, de 83-jarige voormalige premier die in 1989 door Omar al-Bashir uit het zadel werd gelicht. Daarmee zou dan een eind komen aan het bewind van de Nationale Congrespartij waarna, in een overgangsfase, alle politieke partijen, inclusief de NCP, gaan debatteren over het hoe en wat van de toekomstige machtsverdeling. Ook deze oplossing zal de bevolking, vooral de jongere generatie, niet pikken. Het is immers een voortzetting van de al decennia gevoerde oude politiek.
Het derde scenario is dat van de radicale verandering waarbij de islamisten van de macht worden uitgesloten en er een echte breuk met het politieke verleden ontstaat. Dat is het project waar de Nationale Concensus Krachten voor staan: Omar al-Bashir afzetten en een overgangsraad opzetten. Die moet dan nieuwe verkiezingen organiseren terwijl een regering van technocraten een politiek landschap voorbereid waarin een echt pluralisme kan bestaan, met een regering die een totaal nieuw beleid gaat voeren.
Hoewel die uitkomst dichter aansluit bij wat de manifestanten willen, is ze hoogstwaarschijnlijk juist dé optie die met man en macht bestreden zal worden door de traditionele politieke krachten en de Islamitische beweging. Een ander gevaar loert trouwens om de hoek. Soedan is een land van diepe etnische verdeeldheid. Vandaag zijn diverse groepen verenigd tegen een gemeenschappelijke vijand, maar ze dienen een reden en een manier te vinden om te blijven samenwerken.
Een ontslag -al dan niet vrijwillig- van president Al-Bashir kan chaos doen ontstaan. De demonstranten willen een nieuw Soedan. Het zal aan hen zijn om ervoor te zorgen dat een van de oudste Afrikaanse dictaturen geen heropstanding kent en overgaat in een nieuwe dictatuur.
Francis Jorissen is free-lance journalist en activist.
Dit artikel verscheen in een iets langere versie in www.uitpers.be