Vijf jaar oorlog in Jemen, een update.
Jemen kent een geschiedenis van conflicten, maar de huidige oorlog brak in 2015 uit tussen de regering van president Abdrabbuh Mansur Hadi en de opstandelingen van Ansar Allah, beter bekend als de Houthi’s – elk gesteund door hun eigen binnenlandse en buitenlandse bondgenoten.
De thuisbasis van de voornamelijk sjiitische Houthi’s is het noordelijke bergachtige gouvernement Sa’dah, dat grenst aan Saoedi-Arabië. De Houthi’s lagen al overhoop met de door soennieten gedomineerde Jemenitische regering sinds de jaren 2000. De intensiteit van het conflict nam af en aan en in 2011 steunden de Houthi’s de Revolutie voor Waardigheid die uitbrak in de context van de Arabische Lente. Het Jemenitisch volk protesteerde tegen de slechte economische omstandigheden, de werkloosheid, de corruptie en de regering. De toenmalige president Ali Abdullah Saleh zag zich verplicht af te treden en vicepresident Abdrabbuh Mansur Hadi nam zijn taken over. In een verkiezing waarin hij de enige kandidaat was, werd Hadi in februari 2012 officieel verkozen tot president voor een overgangsperiode van 2 jaar. Zijn mandaat werd in januari 2014 nog voor een jaar verlengd.
In 2014, na een aantal weken van straatprotesten tegen de Hadi-regering en haar onpopulaire beslissing om de brandstofsubsidies te verlagen, geraakten de Houthi’s slaags met het Jemenitisch leger. In een veldslag die slechts een aantal dagen duurde, veroverden Houthi-strijders op 21 september 2014 de controle over Sana’a, de Jemenitische hoofdstad. Vervolgens dwongen de Houthi’s Hadi om een akkoord te onderhandelen dat een einde zou maken aan het geweld. In januari 2015, ontevreden met een ontwerp-grondwet van de regering, bezetten Houthi-strijders het presidentieel paleis, wat leidde tot het ontslag van de president en zijn ministers. Het politiek leiderschap van de Houthi’s kondigde de ontbinding van het parlement aan en richtte op 6 februari 2015 het Hoog Revolutionair Comité op dat het land moest besturen.
Op 21 februari 2015, nadat hij al een maand onder huisarrest leefde, slaagde Hadi erin naar zijn geboortestad Aden te ontsnappen. Vanuit deze zuidelijke kuststad, die hij uitriep tot tijdelijke hoofdstad, verklaarde Hadi in een toespraak uitgezonden op de televisie dat de machtsovername van de Houthi’s illegitiem was en dat hij nog altijd de constitutionele president was van het land (hoewel zijn mandaat in januari 2015 officieel verstreken was).
Op 21 maart 2015 riep het Hoog Revolutionair Comité op tot een algemene mobilisatie om de uitgeweken Hadi-regering in Aden omver te werpen en de Houthi-controle uit te breiden over het zuidelijk deel van het land. De volgende dag startten de Houthi’s, samen met strijdkrachten loyaal aan ex-president Saleh -die zich openlijk met de Houthi’s allieerde- een militair offensief. Een paar dagen later hadden ze de buitenwijken van Aden bereikt. Hadi ontvluchtte het land op 25 maart en riep ‘de internationale gemeenschap’ op om “Jemen te beschermen tegen de Houthi-agressie”.
Reeds op 26 maart lanceerde een Arabische militaire coalitie onder leiding van Saoedi-Arabië (bestaande uit de Verenigde Arabische Emiraten, Egypte, Marokko, Koeweit, Qatar, Bahrein, Jordanië en Soedan) een luchtbombardementencampagne tegen de Houthi’s en ter restauratie van de Hadi-regering. De Saoedi’s beschouwen de Houthi’s als pionnen van hun grote regionale rivaal Iran. Het conflict in Jemen wordt door sommige waarnemers dan ook gezien als een proxy-oorlog tussen Saoedi-Arabië en Iran. Amerika leverde van bij het begin logistieke, tactische en inlichtingenondersteuning voor de Saoedische bombardementen. Ook het Verenigd Koninkrijk (VK) ondersteunde de pro-Hadi-coalitie actief met wapenleveringen en inlichtingen.
De Saoedische militaire operatie in Jemen, ‘Decisive Storm’, werd officieel beëindigd op 21 april 2015, maar werd onmiddellijk vervangen door Operatie ‘Restoring Hope’. De bombardementen op Houthi-doelwitten en de grondgevechten bleven onverminderd aanhouden. Saoedi-Arabië verwierf de controle over het Jemenitisch luchtruim en schortte vanaf augustus 2016 alle commerciële vluchten naar Sana’a op. De Jemenitische kustwateren werden afgesloten via een scheepsblokkade, wat de invoer van vitale goederen in de door Houthi’s gecontroleerde zeehavens beperkte. Tot vandaag blijven de meeste van deze restricties gehandhaafd.
Complex
Na een aantal jaren ontstonden er barsten in de verschillende bondgenootschappen op het terrein. De alliantie tussen ex-president Saleh en de Houthi’s verbrokkelde eind november 2017. In Sana’a braken er gevechten uit tussen de aanhangers van beide kampen. Op 2 december verbrak Saleh officieel het bondgenootschap en sloot hij zich aan bij zijn voormalige vijanden van de pro-Hadi-coalitie. Op 4 december 2017 werd Saleh vermoord.
In het zuiden van Jemen begonnen Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) - bondgenoten in de coalitie tegen de Houthi’s- rivaliserende Jemenitische groepen te steunen. De Saoedi’s staan achter de troepen van president Hadi en zijn internationaal erkende regering (IER), terwijl de VAE de Zuidelijke Transitionele Raad bijstaat. Deze separatistische organisatie werd in 2017 opgericht door o.a. de gouverneur van Aden, al-Zoubaida, nadat hij ontslagen was door Hadi wegens “het samenzweren met een buitenlandse regering [de VAE] tegen de nationale veiligheid en soevereiniteit van de natie”.
Hadi zelf geraakte uit de gratie van de VAE omdat hij ervan verdacht werd samen te werken met al-Islah, een islamistische partij gelinkt aan de Moslimbroederschap. De VAE zette de Moslimbroederschap en gelieerde groepen in 2014 op zijn terroristenlijst. In het zuiden van Jemen bestrijden de Emirati’s niet alleen de Houthi’s maar ook jihadistische terroristische groepen zoals Al-Qaeda op het Arabisch Schiereiland (AQAP) en meer recent ook de Islamitische Staat (IS). In het kader van zijn ‘mondiale oorlog tegen terreur’ bestrijdt ook de VS sinds 2002 AQAP (en IS) in Jemen, specifiek met gewapende drones. In het eerste jaar van Trumps presidentschap (2017) werd het aantal drone-aanvallen in Jemen drastisch opgedreven. In recentere jaren daalde dat aantal weer, maar de VS blijft gewapende drones inzetten in het land.
Oorlogsverloop
Wat het militair terugdrijven van de Houthi’s betreft, kon de coalitie de afgelopen jaren maar weinig vooruitgang boeken. De Houthi’s controleren een derde van het Jemenitisch territorium, meer bepaald het noorden en het westen van het land, met de hoofdstad San’a en de belangrijke havenstad langs de Rode Zee-kust, Hodeida. Het grootste deel van de bevolking leeft in de gebieden waar de Houthi’s de plak zwaaien. De stad Taiz wordt al sinds het begin van de oorlog door de Houthi’s belegerd. In 2019 kwam er op de grote frontlinies een militaire patstelling nadat er eind 2018 een staakt-het-vuren overeengekomen werd (het Stockholm-akkoord) tussen de IER en vertegenwoordigers van het Hoog Revolutionair Comité.
De humanitaire gevolgen van vijf jaar oorlog in Jemen zijn vreselijk.
De humanitaire gevolgen van vijf jaar oorlog in Jemen zijn vreselijk. Sinds 2017 omschrijft de VN de situatie systematisch als de ergste humanitaire crisis ter wereld. 80% van de bevolking heeft nood aan een of andere vorm van hulp. In 2019 leefden naar schatting 20 miljoen Jemenieten in voedselonzekerheid. In zijn productiefste maand, december 2019, leverde het Wereldvoedselprogramma (WFP) hulp aan bijna 13 miljoen mensen, vooral in de gebieden die bereikbaar zijn vanuit Hodeida. Deze cijfers illustreren het belang van humanitaire assistentie, maar tonen ook aan dat een aanzienlijk deel van de behoeftigen niet bereikt wordt. Bovendien maken alle partijen in deze oorlog zich schuldig aan het bewust tegenhouden van humanitaire hulp als pressiemiddel. Al meer dan 4 miljoen Jemenieten zagen zich verplicht hun huizen te ontvluchten door het oorlogsgeweld. Volgens sommige rapporten eiste de oorlog rechtstreeks en onrechtstreeks (honger en ziektes) al meer dan 100.000 dodelijke slachtoffers. Begin 2020 waren er volgens het ‘Yemen Data Project’ en de Verenigde Naties (VN) al meer dan 8000 burgerdoden en vele duizenden gewonden gevallen bij meer dan 20.000 arbitraire en disproportionele luchtaanvallen van de Saoedische coalitie op Houthi-doelwitten, maar ook op voedselvoorraden, op de beperkte economische infrastructuur van het land, op huizen, scholen, markten, hospitalen, moskeeën, enzovoort. Ondanks de scherpe veroordelingen van de bombardementen door hulp- en mensenrechtenorganisaties en de VN blijven de VS, het VK, Canada, Frankrijk en verschillende andere westerse landen wapens verkopen aan Saoedi-Arabië en zijn coalitiepartners. Ook België exporteert wapens naar Saoedi-Arabië. Reeds in februari 2016 stemde het Europees Parlement (EP) voor een resolutie die pleit voor een Europees wapenembargo tegen Saoedi-Arabië. Maar de stemmingen van het EP zijn niet bindend en beletten de afzonderlijke EU-lidstaten geenszins om de wapenhandel met Saoedi-Arabië ongestoord verder te zetten. In het VK onderneemt de NGO ‘Campaign Against the Arms Trade’ (CAAT) juridische stappen om de export van Britse wapens naar Saoedi-Arabië tegen te houden. In de VS werden de pogingen van het Congres om hetzelfde te doen, overstemd door het veto van president Trump.
Alle strijdende partijen in Jemen maken zich schuldig aan grove schendingen van de mensenrechten en van het internationaal humanitair recht. NGO’s als Human Rights Watch en Amnesty International documenteerden bijvoorbeeld de inzet van internationaal verboden wapens zoals clustermunitie (door de Saoedische coalitie) en antipersoonsmijnen (door de Houthi’s). Naast al het menselijk leed werden ook heel wat culturele erfgoed-sites (sommigen tot 3000 jaar oud) vernietigd of beschadigd, voornamelijk door de luchtaanvallen van de anti-Houthi-coalitie.
Menselijke tol
Vijf jaar van oorlog, volgend op vele andere jaren van verslechterende economische omstandigheden en stijgende armoede, hebben een zware tol geëist op de bevolking van Jemen. Volgens schattingen van de Wereldbank is 80% van de bevolking arm. Het lijdt geen twijfel dat de Jemenieten een hel doorstaan. De concrete situatie van de burgers hangt wel af van waar ze zich bevinden en onder welk bestuur ze vallen. De begunstigden van de oorlogseconomie tonen totaal geen mededogen en ze zijn bovendien de humanitaire sector binnengedrongen.
Mensen die in gebieden leven die onder controle staan van de Houthi’s, worden geconfronteerd met een zeer restrictieve omgeving en de voortdurende dreiging van arbitraire arrestaties op basis van ongefundeerde beschuldigingen. Hun economische omstandigheden worden dag na dag slechter ten gevolge van een gebrek aan werk en inkomen. Overheidsambtenaren ontvangen om de zoveel maanden een halftijds loon. Toen de kosten van een basisoverlevingspakket nog niet verdubbeld waren ten gevolge van de oorlog, was het volledige salaris echter al onvoldoende om een gezin te onderhouden. De meeste private ondernemingen zijn gesloten of draaien ver onder de capaciteit. Mensen in de rurale gebieden kunnen niet overleven van hun kleine boerderijen en uitgedunde veestapels. Van de ongeveer 30 miljoen Jemenieten leeft 70% in rurale gebieden.
De Jemenieten die in de ‘bevrijde’ gebieden leven (gebieden die onder controle staan van de Hadi-regering en bongenoten) hebben gelijkaardige problemen, maar de impact is er iets minder drastisch omdat ze meer humanitaire assistentie ontvangen. Die assistentie komt rechtstreeks van de belangrijkste coalitiestaten, Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten. Het is echter moeilijker om de situatie in deze gebieden te veralgemenen omwille van de aanwezigheid van verschillende soorten autoriteiten (met weinig onderlinge connecties) en van een bredere waaier aan bronnen van inkomsten. Zo vergaren de gouvernementen Ma'rib en Hadramaut rechtstreekse inkomsten uit oliebelasting en regelen ze hun eigen zaken onder hun respectievelijke gouverneurs. Een deel van deze olie-inkomsten wordt gebruikt om medisch, educatief en ander personeel te betalen.
Doorheen het hele land verrijken oorlogsprofiteurs (‘war profiteers’) zich via corruptie.
Doorheen het hele land verrijken oorlogsprofiteurs (‘war profiteers’) zich via corruptie. Dat kan rechtstreeks zijn via militair gerelateerde activiteiten, door het ‘heffen van belastingen’ op ondernemingen en de burgerbevolking, of door eisen op te leggen aan nationale en internationale humanitaire actoren. De mogelijkheden van gemeenschappen en huishoudens om hun eigen zaken te regelen of hun eigen economisch potentieel te ontwikkelen worden ondermijnd, zo niet vernietigd door de oorlogseconomie en de massale humanitaire interventie die afhankelijkheid creëert in plaats van zelfredzaamheid te ondersteunen.
Economische en financiële oorlogsvoering
Bij gebrek aan militaire strategie om de Houthi’s te verslaan, focussen de coalitie en de internationaal erkende regering (IER) van president Hadi zich op de economische oorlog. Het resultaat is dat de bevolking lijdt, terwijl de leiders de situatie zodanig manipuleren dat ze er met succes voordeel uit slaan. In Jemen is brandstof het ultieme voorbeeld. Doorheen 2019 werd de import van brandstof, in het bijzonder diesel, gemanipuleerd door de coalitie die de invoer inperkt, door hoge functionarissen van de IER die contracten bemachtigen aan opgedreven prijzen zonder openbare aanbestedingen, en door de Houthi’s die de verdeling van de gelimiteerde voorraden controleren. Het gevolg is dat de zwarte markt floreert. De grote verliezer is de bevolking, die brandstof nodig heeft om water op te pompen voor huishoudelijke doeleinden, om generatoren te doen draaien en voor vervoer. De Jemenieten worden geconfronteerd met tekorten en torenhoge prijzen.
Financiële kwesties vormen een belangrijk deel van het conflict tussen de Houthi-beweging en de IER. De transfer van de Centrale Bank van Jemen (CBY) naar Aden in 2016 heeft de financiële overmakingen vertraagd, de betalingen van salarissen bijna volledig gestokt, de ineenstorting van de munt veroorzaakt en de inflatie verergerd. De lijst van problemen is lang. Dit heeft allemaal bijgedragen tot een stijging van de armoede. Kaderleden van de Centrale Bank en andere functionarissen verdienden intussen miljoenen via de manipulatie van de wisselkoersen en het beheren van zwarte markten. Sinds de transfer van de CBY naar Aden, bestaan er 2 rivaliserende centrale banken (in de hoofdstad Sana’a, dat onder controle staat van de Houthi’s, blijft ook een Centrale Bank opereren) die wedijveren voor de controle over de valuta en de handel. De concurrerende en incompatibele administratieve eisen van beide banken aan importeurs heeft de commerciële invoer aanzienlijk gereduceerd. Het aantal handelaars dat toegang heeft tot de kredietbrieven die essentieel zijn voor de import van brandstof en basisvoedselproducten is beperkt. Wie goede betrekkingen heeft met de verantwoordelijke ambtenaren wordt bevoordeeld. Deze omstandigheden lenen zich uitstekend tot de persoonlijke verrijking van corrupte functionarissen.
Sinds december 2019 heeft de bevolking met bijkomende problemen te kampen, omdat er sindsdien effectief 2 munten circuleren. De Houthi’s hebben het gebruik van de nieuwe bankbiljetten die gedrukt worden door de IER, verboden. Dit belet heel wat Jemenieten de toegang tot de salarissen en pensioenen die ze zouden moeten krijgen van de IER over de oorlogsgrenzen heen. De uitwisseling van geld binnen families en met lokale winkeliers wordt ook enorm bemoeilijkt door deze situatie. In de door Houthi’s gecontroleerde gebieden moeten mensen die nieuwe bankbiljetten hebben, ze uitwisselen voor oude bankbiljetten, papieren of elektronische vouchers of een nieuwe ‘e-valuta’. In het licht van de recente geschiedenis en het feit dat Jemen een land is waar cash nog altijd het belangrijkste betaalmiddel is, wordt dit digitaal systeem door niemand betrouwd. Het toenemende tekort aan oude bankbiljetten vormt in dit deel van het land een groot probleem voor het dagelijks leven.
Humanitaire kwesties
De internationale media kondigden in de eerste week van februari 2020 triomfantelijk een groot succes voor de humanitaire inspanningen aan: 7 extreem zieke Jemenitische kinderen werden per vliegtuig uit Sana’a weggevoerd om in het buitenland behandeld te worden. Ze zouden gevolgd worden door 23 andere patiënten. Deze actie kwam er echter pas 2 jaar nadat de pro-Hadi-coalitie (die het luchtruim controleert) voor het eerst aankondigde dat dit soort van humanitaire vluchten toegelaten zou worden vanuit de luchthaven van Sana’a. Volgens de NGO ‘Norwegian Refugee Council’ (NRC) zijn er de voorbije 2 jaar zeker 32.000 patiënten gestorven omdat ze niet geëvacueerd konden worden voor dringende medische behandeling. De NRC-directeur voor Jemen stelde duidelijk: “De actie van vandaag komt te laat voor duizenden Jemenieten die stierven terwijl ze wachtten om het land te verlaten voor levensreddende verzorging […] Er is geen justificatie voor het bestraffen van zeer zieke mensen door hen de toegang tot medische behandeling te ontzeggen”. Het feit dat 1 kleine evacuatievlucht voor 7 personen omschreven wordt als een groot succes, toont eens te meer de minachting aan van de besluitvormers voor het lijden van de Jemenieten.
Er wordt heel wat ruchtbaarheid gegeven aan de grote hoeveelheden humanitaire hulp die naar Jemen gaan en aan de miljoenen begunstigden, maar een groot deel van deze hulp wordt omgeleid door de autoriteiten of verdeeld op basis van nepotisme in plaats van objectieve criteria van behoefte. In heel het land is de toegang tot humanitaire assistentie alsmaar belangrijker geworden. In december 2019 hielp het Wereldvoedselprogramma (WFP) bijna 13 miljoen mensen. Hoewel dit een enorm getal is, vertegenwoordigt het slechts driekwart de mensen waarvan het WFP erkent dat ze nood hebben aan voedselhulp en slechts 60% van het aantal Jemenieten dat volgens de Verenigde Naties (VN) een of andere vorm van humanitaire assistentie nodig heeft.
Doorgaans tegen het einde van het jaar publiceert de VN een jaarlijks Humanitair Respons Plan voor Jemen (HRP) met een behoefte-analyse. Dat plan omvat de details van het programma dat de VN het jaar erop wil uitvoeren en wordt midden februari van dat jaar gevolgd door een donorenconferentie in Genève. In tegenstelling tot andere jaren had de VN begin februari 2020 nog altijd geen openbare informatie geproduceerd over haar plan voor dit jaar - op de korte verklaring na dat het ongeveer 3 miljard dollar zal kosten. Dat is 25% minder dan in 2019 en zal dus minder mensen bereiken, hoewel er geen enkele indicatie is dat de nood is afgenomen.
Hier volgt een snel overzicht van de humanitaire sector in 2019. Met voor dat jaar het grootste HRP ooit en de vraag naar 4,2 miljard dollar voor de uitvoering ervan, klokte de VN tegen eind januari 2020 af met een financieringsniveau van 84.1%. Dat is uitstekend in vergelijking met de meeste VN-plannen die zelden voor meer dan 70% gefinancierd geraken. Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) waren de grootste donoren, samen goed voor 54% van het verzamelde bedrag. Terwijl hun bijdrage aan het humanitair programma aanzienlijk is, valt ze echter volledig in het niet in vergelijking met de bedragen die deze landen spenderen aan het voeren van de oorlog zelf, aan militair materiaal, en aan salarissen voor hun militair personeel, het Jemenitisch leger, milities en huurlingen. De precieze oorlogsuitgaven zijn een goed bewaard geheim, zowel in Saoedi-Arabië als in de VAE.
Dezelfde landen die betalen om de humanitaire ramp te verlichten, zijn met hun militaire interventie de grootse veroorzakers van deze ramp.
Uiteraard moeten er ethische vragen rijzen bij het feit dat dezelfde landen die betalen om de humanitaire ramp te verlichten, met hun militaire interventies eveneens de grootse veroorzakers zijn van deze ramp. Voor humanitaire organisaties zijn deze ethische aspecten belangrijk omdat ze hun mogelijkheid beïnvloeden om kritisch te zijn over de activiteiten van de coalitiestaten.
Corruptie
In 2019 kwamen de voordien doodgezwegen problemen van corruptie binnen de humanitaire sector voor het eerst bovendrijven. Gezien de miljoenen die gepaard gaan met humanitaire hulp en gezien de praktijk van uitbesteding, verdere uitbesteding en alsmaar verdere uitbesteding ad infinitum, is het niet verrassend dat sommige schakels in deze hulpketen gebruik maken van opportuniteiten om zichzelf te verrijken. Een conflict tussen de Houthi’s en het Wereldvoedselprogramma (WFP) over de verdwijning van hulp en de identificatie van de begunstigden bracht het WFP er in juni 2019 toe de distributie van voedingsmiddelen in de hoofdstad Sana’a tijdelijk op te schorten. Kleinschalige toe-eigeningen en favoritisme bij de verdeling van hulp zijn overal op het terrein aanwezig omdat de uiteindelijke verdelers kleine, onvoldoende gecontroleerde organisaties zijn, die geen bewezen staat van dienst of competentie hebben. De omvang van dit probleem is moeilijk in te schatten, maar weegt niet op tegen wat er gebeurt op hoger niveau. In mei 2019 kwam aan het licht dat grote sommen geld verduisterd waren door zowel Jemenitisch als internationaal personeel van de VN-agentschappen actief in het land. Het gaat om miljoenen dollars. Een interne audit van de Wereldgezondheidsorganisatie stuitte op geld dat op persoonlijke rekeningen terechtkwam, tientallen verdachte contracten, en tonnen niet meer te traceren gedoneerde medicijnen en brandstof. Jemenieten startten een online-campagne onder de noemer ‘Waar is het geld naartoe?’ om financiële transparantie te eisen van de VN en andere internationale agentschappen. Op de campagnesite wordt informatie gepubliceerd over talrijke corruptiegevallen, maar er wordt niet altijd bewijs geleverd. Terwijl opportunisten en organisaties zich hulpgoederen en cash toe-eigenen voor persoonlijke verrijking, worden de velen in nood extra getroffen.
Een ander belangrijk probleem is dat de hulp die rechtstreeks voorzien wordt door de Saoedi’s en de VAE voornamelijk naar de minder bevolkte gebieden gaat die niet onder controle staan van de Houthi’s. In een aantal van deze gebieden ontvangen de mensen meer dan ze zelf kunnen gebruiken. Er wordt hen echter belet om goederen te sturen naar vrienden en familieleden in de Houthi-territoria, waar de meerderheid van de bevolking leeft die dringend nood heeft aan hulp. De restrictie en blokkering van de invoer door de coalitie onder leiding van de Saoedi’s heeft de verschrikkelijke humanitaire situatie alleen maar erger gemaakt. De coalitie belet schepen met hulpgoederen systematisch om de door Houthi’s gecontroleerde zeehavens binnen te varen. Ook de Houthi’s zijn betrokken bij een hele reeks problemen met humanitaire assistentie. Zo beperken ze de toevoer van hulp naar de zuidwestelijke stad Taiz, die ze al sinds 2015 belegeren. De VN heeft de Houthi’s er ook van beschuldigd voedselhulp te stelen om het naar eigen goeddunken te verdelen of te verkopen op de open markt. De Houthi’s beschuldigen het WFP en andere organisaties er regelmatig van voedsel in te voeren dat niet geschikt is voor menselijke consumptie, hoewel anderen dan weer beweren dat de Houthi’s de distributie verhinderen tot het voedsel slecht is.
Het uitstel door de VN van de lancering van haar Humanitair Responsplan 2020 reflecteert de complexe onderhandelingen zowel met donoren als met de verschillende autoriteiten op het terrein. Het illustreert ook de aanhoudende politisering van alle aspecten van de Jemenitische crisis ten gunste van de krijgsheren en hooggeplaatste politici.
Milieu
Alarmerende watertekorten en -vervuiling, de gevolgen van de klimaatverandering en andere milieurampen maken de hachelijke omstandigheden van de Jemenitische bevolking alleen maar erger.
Alarmerende watertekorten en -vervuiling, de gevolgen van de klimaatverandering en andere milieurampen maken de hachelijke omstandigheden van de Jemenitische bevolking alleen maar erger.
Doorheen 2019 volgden de in stijgende mate verontruste verklaringen van de VN over het SAFER olie-opslagschip elkaar op. De saga van dit schip, dat afgemeerd ligt in de Rode Zee ten noorden van de havenstad Hodeida, weerspiegelt een microcosmos van het conflict tussen de Houthi’s en de IER. Daarbij krijgt de toegang tot financiën prioriteit op het welzijn van de burgers. Het opslagschip met de ironische naam SAFER ligt al in de Rode Zee sinds 1988 en werd gebruikt als een exportterminal voor de olie die geproduceerd werd in het gouvernement Ma'rib. Sinds 2015 is er geen activiteit meer op de terminal omdat het schip in handen is van de Houthi’s, terwijl de olievelden onder controle staan van de IER. Er zijn 1,14 miljoen vaten ruwe olie aan boord! Het schip en zijn inhoud liggen dus al jaren te verroesten. De dagelijks verslechterende staat vergroot het risico op explosies of scheuren. Er is 4 keer zoveel olie opgeslagen op het schip dan de hoeveelheid die geloosd werd tijdens de beruchte olieramp met de Exxon Valdez-tanker in 1989. Het spreekt vanzelf dat een lek in de SAFER-terminal een grote ramp zou betekenen voor het marineleven, de visserij, de ontziltingsfabrieken en de kustgebieden. De gezondheid van de bevolking in de hele regio, evenals de mogelijkheden om in hun levensonderhoud te voorzien, zouden in gevaar gebracht worden. Kortom het gaat om een potentieel enorme humanitaire- en milieuramp voor Jemen en de andere staten die aan de Rode Zee grenzen.
De Houthi’s hebben de VN om hulp gevraagd bij het beoordelen van de situatie en de verkoop van de olie. Het leegmaken van het schip zou een einde kunnen maken aan de risico’s. Maar telkens als er bijna een overeenkomst is bereikt, worden de onderhandelingen afgebroken omdat de Houthi’s en de Hadi-regering het niet eens kunnen worden over het gebruik van de fondsen die de verkoop van deze olie zou opleveren. Het resultaat is dat er geen inkomsten zijn, dat de Jemenieten achterblijven zonder salarissen en dat er elk moment een milieuramp kan plaatsvinden.
Watercrisis
Terwijl SAFER tot een milieuramp zou kúnnen leiden, zijn er andere milieuproblemen die gedurende de oorlog al een hele tijd aanhouden. Een van de grootste problemen is waterschaarste. Rapporten hebben het over een tekort aan water in de steden omdat de kosten van het brandstof dat nodig is om water op te pompen en te distribueren enorm gestegen zijn. Maar ook de 70% van de bevolking die in rurale gebieden leeft, heeft te kampen met een tekort aan drinkbaar water. De kwaliteit van het water dat wel beschikbaar is, vormt een bijkomend probleem.
Zoals vaak het geval is, zijn de vrouwen en kinderen de grootste slachtoffers van de waterschaarste. Zij zijn immers degenen die water moeten halen. In grote delen van het land, inclusief de stedelijke gebieden, moeten vrouwen en kinderen verschillende uren per dag stappen om water te bemachtigen. Ze dragen bidons op hun hoofden, in kruiwagens of met behulp van ezels. In de steden en dorpen wachten ze op de leveringen van watertanks (van private operatoren of humanitaire agentschappen) om hun 20 liter containers te vullen. De onbetrouwbare beschikbaarheid van diesel beïnvloedt de waterleveringen en creëert bijkomende onzekerheid. De veelvuldige en onhygiënische transferprocessen dragen bij tot de toenemende vervuiling van het water, met alle gezondheidsrisico’s van dien voor de gebruikers. Deze omstandigheden verklaren voor een deel de stijging van het aantal gevallen van cholera, evenals van knokkelkoorts en andere door muggen overdraagbare ziektes. De introductie en uitbreiding van zonne-energie helpt bij het oppompen van een beperkte hoeveelheid water voor huishoudelijke doeleinden, maar compenseert geenszins het grote tekort.
Klimaatcrisis
Zoals ondertussen algemeen geweten is, heeft de huidige klimaatcrisis een bijzonder acute en zeer merkbare impact op armere landen en specifiek op de armste mensen daar. Jemen vormt daarop geen uitzondering. De afgelopen jaren van oorlog vielen samen met opeenvolgende en alsmaar frequenter voorkomende periodes van ‘ongekende’ droogte en overstromingen. In 2015 zaaiden de opeenvolgende cyclonen Chapala (op het eiland Socotra en in het gouvernement Hadramaut) en Megh (in het westen van het land) heel wat vernieling. De jaren erna volgden er andere. De 2 cyclonen die in 2019 verwacht werden, misten Jemen uiteindelijk nipt, maar hun uitlopers richtten toch heel wat schade aan op Socotra and Hadramaut. Grillige en zware regenbuien veroorzaakten in 2019 overstromingen in januari, mei, juni en augustus.
Andere gevolgen van de klimaatcrisis, zoals bodemerosie en de verwoestijning, tasten geleidelijk de meeste delen van het land aan. Ze zijn verantwoordelijk voor een vermindering van de landbouwgrond met ongeveer 3% tot 5 % per jaar, en dat in een land waar het grootste deel van de rurale bevolking afhankelijk is van landbouw en slechts 3% van het nationaal territorium geschikt is voor agricultuur. De toenemende verzilting van de bodem en het water in de kustgebieden vormt een ander continu milieuprobleem. De verzilting is een gevolg van de intrusie van zout water, onder meer in de waterdragende ondergrond (aquifers) van het land, ten gevolge van het stijgende zeewater.
Vorig jaar werd opnieuw meermaals aangetoond dat de Jemenitische politieke leiders en besluitvormers totaal onverschillig staan tegenover het lijden van het Jemenitische volk. Er zijn maar weinig indicaties dat er dit jaar veel verandering op komst is. Ondertussen blijft de humanitaire situatie verslechteren, lijden miljoenen mensen honger en is er een tekort aan medische diensten. Verder worden de Jemenieten geconfronteerd met waterschaarste, vervuild water en een gebrek aan sanitaire voorzieningen. Alle machtige actoren in de oorlog die op een of andere manier betrokken zijn bij de toegang tot en de verdeling van humanitaire hulp, lijken meer te focussen op hun eigen belangen dan op het verlichten van de wanhopige situatie van de Jemenitische bevolking. Ondertussen hebben de internationale agentschappen af te rekenen met corruptie binnen de eigen instituties.
Het Stockholm-akkoord
Op 16 januari 2020, op de maandelijkse briefing van de VN Veiligheidsraad over Jemen, refereerde de Speciale Gezant, Martin Griffiths, aan het Stockholm-akkoord met een slap statement over hoop en verbetering. De oppervlakkigheid van de verklaring verraadde impliciet zowel het eigenlijke gebrek aan vooruitgang op het terrein als de marginalisatie van de Verenigde Naties in alle belangrijke sectoren van het conflict.
2019 startte hoopvol dankzij het door de VN gesponsorde Stockholm-akkoord dat gesloten werd op 13 december 2018 na vredesonderhandelingen in Zweden. Sinds de grootschalige oorlog in Jemen uitbrak begin 2015 was dit het eerste akkoord tussen enerzijds de opstandige Houthi-beweging, die het grootste deel van de bevolking en een derde van het territorium controleert, en anderzijds de internationaal erkende regering (IER) van president Hadi. Op de slotceremonie, in aanwezigheid van VN secretaris-generaal Guterres, werd het Stockholm-akkoord gepresenteerd als een grote stap voorwaarts in de richting van de beëindiging van de oorlog.
Het Stockholm-akkoord bevat drie componenten. De eerste component betreft de uitwisseling van ruim 16.000 gevangenen tussen de twee strijdende partijen. De tweede component betreft een staakt-het-vuren in het gouvernement Hodeida, alsook de demilitarisering van de havenstad Hodeida en de twee kleinere havens van Salif en Ras Isa – allen gelegen aan de Rode Zee. De derde component is de oprichting van een comité dat moet werken aan de de-escalatie van de gevechten in het gouvernement Taiz en de gelijknamige stad. Het volledige document is echter maar drie pagina’s lang, en het zou moeilijk zijn om iets vagers te produceren. Het gebrek aan detail en precisie weerspiegelt het tekort aan bereidwilligheid van de twee zijden om een compromis of een oplossing te vinden in het belang van het Jemenitische volk.
Het Stockholm-akkoord is maar drie pagina’s lang en wordt gekenmerkt door een gebrek aan detail.
Wat is er meer dan 14 maanden na de ondertekening van het Stockholm-akkoord effectief gerealiseerd? Er is geen vooruitgang geboekt bij het de-escaleren van de gevechten in het zuidwestelijke gouvernement Taiz. In het grootste deel van dit gebied zijn de Houthi’s verdreven, maar vanuit de verschillende plaatsen die ze wel behielden (vooral langs de kust), vallen ze regelmatig de troepen aan die hen bestrijden. Ze hoeven echter niet veel te doen omdat de anti-Houthi-krachten ondertussen onderling overhoop liggen en de verschillende facties elkaar bestrijden voor dominantie in het gebied. De anti-Houti-troepen zijn in Taiz vooral samengesteld uit enerzijds separatistische salafistische zuiderlingen en anderzijds noordelijke strijdkrachten, loyaal aan Hadi en samengebracht onder generaal Tareq Saleh (de neef van de in 2017 door de Houthi’s vermoorde ex-president van Jemen, Ali Abdullah Saleh). De stad Taiz is een van de bolwerken van de Islah Partij, die linken zou hebben met president Abdrabbuh Mansur Hadi (die in 2015 omvergeworpen werd door de Houthi’s en nu in ballingschap leeft in Saoedi-Arabië). Er wordt in Taiz vooral gevochten tussen aan de Islah gerelateerde strijders, gesteund door Saoedi-Arabië, en de troepen van Abu Abbas, een separatistische salafistische krijgsheer die kan rekenen op steun van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE).
Waarnemers waren verbaasd over het groot aantal gevangenen dat men volgens het Stockholm-akkoord wil uitwisselen. Vandaag zijn er nog maar een paar honderd vrijgelaten en terug bij hun families geraakt, waaronder een aantal Saoedi’s die gevangengenomen waren door de Houthi’s. Bij deze uitwisselingen van gevangenen was het Internationaal Rode Kruis betrokken, zoals gebruikelijk is, maar voor de rest werd alles geregeld en onderhandeld door lokale tribale bemiddelaars. De Verenigde Naties werd dus volledig buiten dit proces gesloten.
Hodeida
De overeenkomst over Hodeida is de belangrijkste component van het Stockholm-akkoord en kreeg zeker de meeste aandacht van de Speciale Gezant van de VN en zijn team. Hodeida is de belangrijkste haven wat betreft de invoer van basisgoederen. De Jemenieten zijn voor meer dan 90% van hun tarwe, voor de meeste brandstof en voor 100% van bepaalde basisproducten (rijst, thee, suiker, enz.), afhankelijk van de invoer. Het belang van de toegankelijkheid van de Hodeida-haven is dus enorm, zeker voor de meerderheid van de Jemenitische bevolking die in de noordelijke hooglanden en langs de westkust leeft, waar de Houthi’s momenteel de plak zwaaien. De havenstad staat momenteel onder controle van de Houthi’s, maar de toegang tot de haven via de zee wordt gecontroleerd door voornamelijk Saoedische oorlogsschepen van de pro-Hadi-coalitie.
Het belang van Hodeida in de oorlog en bijgevolg in de onderhandelingen steeg enorm in 2017. Er was een militaire patstelling ontstaan op de meeste fronten en de dreiging dat de anti-Houthi-coalitie de stad en de haven zou aanvallen was groot. Ondanks de retoriek van de coalitie dat “de enige oplossing een politieke is”, bestond haar strategie eruit Hodeida met militaire middelen af te pakken van de Houthi’s in de overtuiging dat dit een stap was in de richting van het heroveren van de hooglanden. Dit zou de Houthi’s dan tot een dialoog en een compromis moeten dwingen. Een eerste aanval van de coalitie op Hodeida midden 2017 werd afgeblazen onder internationale druk. De Speciale Gezant van de VN, de westerse staten die de pro-Hadi-coalitie onder leiding van Saoedi-Arabië steunden, alsook alle humanitaire organisaties die actief zijn in Jemen, waren tegen dit offensief gekant om drie redenen. Ten eerste geloofden ze niet dat het de Houthi’s tot overgave zou dwingen. Ten tweede was het duidelijk dat dit offensief een langdurige en zeer verwoestende strijd zou worden, met duizenden slachtoffers tot gevolg. Ten derde zou het de toevoer van basismiddelen (voedsel en brandstof) naar de hooglanden volledig stokken en op die manier een al verschrikkelijke humanitaire situatie voor miljoenen mensen alleen maar erger maken.
De pro-Hadi-coalitie startte alsnog met haar offensief in juli 2018, maar het geraakte al gauw in het slop vermits de Houthi’s goed voorbereid waren op de verdediging van de havenstad. De coalitietroepen geraakten niet verder dan de voorsteden. Op internationaal vlak groeide bovendien de oppositie tegen de militaire campagne onder leiding van Saoedi-Arabië. In de nasleep van de moord op de Saoedische journalist Khashoggi in oktober 2018, begon zelfs de VS er bij de VN en de Speciale Gezant voor Jemen op aan te dringen om beide kanten tot gesprekken aan te manen. Dit leidde uiteindelijk tot het Stockholm-akkoord, waarin een staakt-het-vuren voor Hodeida werd overeengekomen. Dit hield eind februari dit jaar al zo’n 13 maanden stand, mede dankzij de aanwezigheid ter plaatse van de UNMHA, de VN-missie ter ondersteuning van de Hodeida-overeenkomst. Hoewel ze met heel wat moeilijkheden te kampen heeft en al aan haar derde leider toe is, is de VN-missie nu volledig bemand. Er zijn in Hodeida vier observatieposten opgezet die het gebied vrij van gevechten moeten houden en de transit van goederen van de haven naar de wegen richting binnenland moeten faciliteren.
Minder succesvol was de ‘herschikking van de troepen’, die een militaire terugtrekking van beide zijden uit Hodeida, Salif en Ras Isa tot doel had en de controle over deze havens zou overlaten aan gezamenlijk goedgekeurde lokale veiligheidstroepen. De formulering van wat er eigenlijk concreet moest gebeuren was zo vaag dat iedereen er zijn eigen interpretatie aan kon geven. Concreet leidde dit tot onenigheid, frustratie, wantrouwen en inactiviteit. Het lijdt geen twijfel dat de drie havens vandaag nog altijd in handen zijn van de Houthi’s.
Uitkomst
Een indicator van het gebrek aan vertrouwen tussen de partijen is het feit dat alle gesprekken sinds begin 2019 plaatsvinden aan boord van een VN-schip op volle zee doordat er geen overeenkomst gevonden kan worden over een ontmoetingsplaats in Hodeida zelf. Tegen het eind van 2019 was er een akkoord over een mechanisme voor de overmaking van de haveninkomsten aan de Hodeida-tak van de Centrale Bank van Jemen. Deze fondsen zouden gebruikt worden om de salarissen van ambtenaren uit te betalen. Tot vandaag (februari 2020) werd deze afspraak niet geïmplementeerd.
Over het algemeen is het resultaat van het Stockholm-akkoord meer dan een jaar nadat het gesloten werd, beperkt. De meeste afspraken werden niet in de praktijk gebracht. De Houthi’s hebben hun invloed in het deel van Jemen dat ze controleren, kunnen vergroten en hun greep op het gouvernement Hodeida is niet afgenomen. Ondanks de hoop die de VN naar eigen zeggen vestigt op het Stockholm-akkoord, staat in het onderdeel over Hodeida verrassend te lezen: “Deze overeenkomst zal niet beschouwd worden als een precedent waarnaar verwezen kan worden in eender welk volgend overleg of in [verdere] onderhandelingen”.
De aanwezigheid van UNMHA heeft de anti-Houthi-coalitie gedwongen om haar plannen om Hodeida gewapenderhand te veroveren, op te geven. De coalitie bleef achter zonder militaire strategie om de Houthi’s te verslaan. Dit speelde waarschijnlijk een factor bij de aankondiging van de Verenigde Arabische Emiraten in juli 2019 dat het zich militair uit Jemen zou terugtrekken – wat slechts gedeeltelijk gebeurde.
Saoedi-Arabië op zoek naar een uitweg?
Vorig jaar veranderde de Jemen-strategie van Saoedi-Arabië op verschillende belangrijke vlakken. Na de officiële terugtrekking van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) in de zomer van 2019 trok de nieuwe Saoedische viceminister van Defensie, Khalid bin Salman, de broer van de kroonprins, het Jemen-dossier naar zich toe. De Saoedi’s lijken op een punt gekomen waar een oplossing welkom is.
Nadat de anti-Houthi-coalitie door het Stockholm-akkoord gedwongen werd om het offensief tegen de havenstad Hodeida te staken, besloot de VAE -gefrustreerd na een patstelling van 4 jaar- om te beginnen met de terugtrekking van zijn troepen uit het gouvernement Hodeida. Begin juli 2019 kondigde de VAE officieel een terugtrekking van de troepen uit heel Jemen aan. Hoewel de VAE nog altijd een militaire aanwezigheid heeft op strategische posities in de Straat van Bab al Mandab (die de Rode Zee en de Golf van Aden verbindt) en langs de zuidkust van Jemen, is de militaire interventie van de Emirati’s tegen de Houthi’s grotendeels beëindigd. Ook een groot deel van de Soedanese huurlingen die ze betaalden, zijn vertrokken. De VAE blijft in Jemen wel terroristische elementen zoals Al Qaeda op het Arabisch Schiereiland (AQAP) en de Islamitische Staat (IS) bestrijden. De Emirati’s beheren een netwerk aan geheime gevangenissen in het zuiden van Jemen waar terrorismeverdachten opgesloten en gefolterd worden.
De VAE was op Saoedi-Arabië na, de belangrijkste component van de anti-Houthi-coalitie. Verschillende kleinere coalitie-partners waren er eerder al tussenuit geknepen. Qatar werd in 2017 uit de coalitie gezet toen het uit de gratie viel van Saoedi-Arabië, en Marokko stapte in 2019 op te midden van verslechterende relaties met de Saoedi’s. Dit betekent dat Saoedi-Arabië, sinds de zomer van 2019 eigenlijk als enig belangrijk extern coalitielid overblijft en de beslissingen omtrent de oorlog in Jemen alleen maakt.
Zuid-Jemen
In april 2017 werd in het zuiden van het land de separatistische Zuidelijke Transitionele Raad (ZTR) opgericht door 2 overheidsfunctionarissen die ontslagen werden door president Hadi: de ex-gouverneur van Aden, Aidarus al-Zoubaida, werd voorzitter van de ZTR en de voormalige minister Hani Bin Breik, ondervoorzitter. Sinds de ZTR op het toneel verscheen, flakkerden er regelmatig spanningen op tussen de door de VAE gesteunde milities gelinkt aan de ZRT enerzijds en de strijdkrachten gerelateerd aan Hadi’s internationaal erkende regering (IER) anderzijds.
Terwijl de Saoedi’s zich vooral op het noordelijke deel van Jemen concentreerden waren de Emirati’s van bij het begin van de oorlog vooral in het zuiden van het land de speerpunt van de anti-Houthi-coalitie. Ze stuurden troepen naar Aden en leidden de operaties in de zuidelijke gouvernementen. De VAE creëerde, trainde en bewapende verschillende paramilitaire groepen met als specifiek doel de beveiliging van deze gouvernementen. In Abyan, Aden, Dhali’ en Socotra werden de ‘Security Belt’-troepen geïnstalleerd, in Hadramaut en Shabwa de Elitetroepen. Deze groepen worden geleid door salafisten (fundamentalistische soennieten) en worden rechtstreeks betaald door de VAE. Hoewel ze formeel werken voor de internationaal erkende regering van Hadi, leggen ze er totaal geen verantwoording aan af. In de zuidwestelijke gouvernementen zijn de Security Belt-milities gelinkt aan de Zuidelijke Transitionele Raad.
Hoewel ze dus nominaal tot dezelfde anti-Houthi-coalitie behoorden, braken er begin 2018 gewapende confrontaties uit tussen de milities gesteund door de VAE (en gelinkt aan de ZTR) en de Hadi-troepen in Aden. Ook in Socotra waren er gevechten tussen beide kampen. De rivaliteit culmineerde in augustus 2019 in de verdrijving van Hadi’s troepen en ministers uit Aden.
Het verlies van haar zelfverklaarde tijdelijke hoofdstad was een grote knauw in de geloofwaardigheid van de IER, die nu effectief een regering in ballingschap geworden was. Zoals eerder al gebeurde, kwam Saoedi-Arabië tussenbeide om de rivalen te proberen verzoenen. Drie maanden van moeilijke bemiddeling door Saoedi-Arabië, leidden op 5 november 2019 tot het Riyad-akkoord tussen de ZTR en de IER. Het werd getekend in aanwezigheid van president Hadi, ZTR-voorzitter al-Zoubaidi, de Saoedische kroonprins, Mohammed bin Salman, en de kroonprins van de Verenigde Arabische Emiraten, Mohammed bin Zayed.
Riyad-akkoord
De voornaamste elementen van dit akkoord zijn de terugtrekking van alle gewapende actoren naar hun posities van begin 2019, de integratie van al het militair en beveiligingspersoneel in de officiële coalitiemacht onder de autoriteit van de ministeries van Defensie en Binnenlandse Zaken van de IER, en de formatie van een nieuwe gezamenlijke regering met niet meer dan 24 leden waarvan 50% zuiderlingen. Een andere bepaling van het akkoord is dat alle staatsinkomsten beheerd zouden worden via de in Aden gevestigde Centrale Bank van Jemen, die verantwoording moet afleggen aan het parlement.
Het Riyad-akkoord moest geïmplementeerd worden volgens een strikt tijdschema. In februari 2020, drie maanden na de ondertekening, was er echter nog niets op tijd gerealiseerd. Meer nog, de enige bepaling die tot dan toe werd bewerkstelligd, was de terugkeer naar Aden van de eerste minister van de IER en van een aantal hooggeplaatste functionarissen betrokken bij financiën, die het expliciete mandaat kregen om te verzekeren dat de salarissen van het beveiligingspersoneel zou worden uitbetaald. De belangrijkste struikelbok in de praktijk blijkt de terugtrekking van alle strijdkrachten naar de posities van begin 2019 te zijn.
Het is ondertussen meer dan duidelijk geworden dat het Riyad-akkoord gekenmerkt wordt door overmatig optimisme, zowel wat de bepalingen als het tijdschema betreft. Sinds de ondertekening ervan, volgden er nieuwe confrontaties in de gouvernementen Abyan en Shabwah en zijn er nieuwe bestands- en frontlijnen ontstaan. In Abyan controleert de ZTR slechts een klein deel van de kust, terwijl overgebleven troepen van de VAE nog steeds de controle hebben over de gasterminal in de industriële havenstad Balhaf en over een groot militair kamp langs de pijpleiding in Shabwah. In Aden zelf hadden de Emirati’s hun militaire posities al overgedragen aan Saoedi-Arabië na de aankondiging van hun terugtrekking in de zomer van 2019. De pogingen van de Hadi-troepen om de Security Belt-elementen gelinkt aan de ZTR van hun verschillende posities in Aden te verjagen, waren slechts een gedeeltelijk succes. De ZTR heeft ondertussen een grotere greep gekregen op zijn bolwerken in de gouvernementen Lahij en Ad Dali’, maar in Lahij wordt de Raad uitgedaagd door andere zuidelijke separatistische strijdkrachten en in Ad Dali’ door de Houthi’s.
Op 9 januari 2020 werd een nieuw tijdschema overeengekomen voor de implementatie van het Riyad-akkoord, waarin meer details vrijgegeven worden over de door de Saoedi’s gesteunde herschikking van de strijdkrachten in het zuiden van Jemen. Het akkoord zou binnen de 20 dagen gerealiseerd worden. Er werd echter opnieuw maar weinig vooruitgang geboekt en een bloederige raketaanval op 18 januari 2020 op een moskee in een militair kamp van de IER in Ma’rib, dreigde nog meer roet in het eten te gooien. Zeker 110 soldaten en een handvol burgers kwamen hierbij om het leven. Niemand heeft de aanval opgeëist, maar de Hadi-regering beschuldigt de Houthi’s, die elke betrokkenheid ontkennen. Iemand anders beschuldigen (strijdkrachten gerelateerd aan de ZTR) zou echter openlijk het Riyad-akkoord in gevaar brengen en de sponsor ervan, de Saoedische regering, in een moeilijke positie plaatsen.
Het lot van het Riyad-akkoord zal voor een groot deel afhangen van de bereidheid van de VAE om de aanvaarding ervan op te leggen aan zijn Jemenitische milities.
Het lot van het Riyad-akkoord op langere termijn zal voor een groot deel afhangen van de bereidheid en het vermogen van de VAE om de aanvaarding ervan op te leggen aan zijn Jemenitische milities (Security Belt en Elitetroepen). Kan en wil de VAE hen verplichten om de beslissingen gemaakt door de Saoedische troepen op het terrein te implementeren. De eerste maanden van dit jaar lijken dit niet te suggereren. Voor de Jemenieten in het zuiden van het land lijkt 2020 dus nog een jaar van onzekerheid te worden, vooral voor degenen die op de verschillende frontlinies en in Aden wonen.
Onderhandelingen
Een fundamentele verandering in de Saoedische strategie kwam er vorig jaar met de initiatie van rechtstreekse onderhandelingen met de Houthi’s. Deze ontwikkeling is het resultaat van verschillende factoren: het afblazen van het Hodeida-offensief, een reeks Houthi-invallen in Saoedi-Arabië die leidden tot de gevangenschap van Saoedische troepen en de verovering van militair materieel, en de lancering door de Houthi’s van verschillende raketaanvallen op Saoedi-Arabië. Vooral de raketaanvallen op de oost-west oliepijplijn in mei en de succesvolle aanvallen op 14 september 2019 op 2 belangrijke verwerkingsfaciliteiten van Aramco (de Saoedische staatsoliemaatschappij) waren ferme dompers voor de Saoedi’s. De Aramco-aanval in september, waarbij naar verluidt zeker 10 gewapende drones en kruisraketten werden ingezet, werd opgeëist door de Houthi’s, maar volgens Saoedi-Arabië en de VS zat Iran erachter (Teheran ontkent). Een felle internationale prijsstijging van de olie en een groeiende nervositeit in een al labiele Midden-Oosten-regio waren de onmiddellijke gevolgen van de aanval.
Ze legde ook de fundamentele zwakte van de Saoedisch-Amerikaanse alliantie bloot. De Trump-regering beweert een diepe vriendschap te onderhouden met het huidige Saoedische regime, en in het bijzonder met kroonprins Mohammed bin Salman, maar de Amerikaanse president gaf expliciet te kennen dat het beschermen van Saoedi-Arabië niet zijn prioriteit was. Nadat hij vijand nummer 1 Iran publiekelijk beschuldigd had van de aanvallen op de Aramco-faciliteiten, maakt hij duidelijk dat de Saoedi’s toch hun eigen boontjes zouden moeten doppen: “Nee, dat [militair ingrijpen] heb ik de Saoedi’s niet beloofd… Dat was een aanval op Saoedi-Arabië en geen aanval op ons. Maar we zouden hen zeker helpen”. Hij voegde daaraan toe: “Als we besluiten iets te doen, zullen ze [de Saoedi’s] zeer hard betrokken zijn, en dat omvat de betaling”. Eenvoudig vertaald: de VS zal Saoedi-Arabië niet beschermen en zal alleen helpen in ruil voor geld.
Los van de verantwoordelijkheid voor de Aramco-aanvallen, leidden ze duidelijk tot een herziening van het Saoedisch beleid ten opzichte van Jemen. Samen met andere factoren overtuigden ze de Saoedische autoriteiten in september 2019 om rechtstreeks met de Houthi’s te gaan praten over een staakt-het-vuren. De gesprekken gingen gepaard met een aantal vertrouwenwekkende maatregelen, in het bijzonder de stopzetting van de Houthi-raketaanvallen op Saoedi-Arabië en enkele uitwisselingen van gevangenen. Van hun kant verminderden de Saoedi’s de bombardementen. Het resultaat is een duidelijke daling van het aantal slachtoffers ten gevolge van coalitie-luchtaanvallen tijdens de laatste 3 maanden van 2019.
Recent geweld
Eind januari en begin februari 2020 lanceerden de Houthi’s echter nieuwe offensieven tegen IER-stellingen in het noorden van het land. Ze beweerden op 29 januari een succesvolle aanval uitgevoerd te hebben op Saoedisch grondgebied (Saoedi-Arabië stelde dat het de raketten onderschept had) en op 31 januari verklaarde de Houthi-generaal Yahya Sarea dat de stad Naham en delen van de gouvernementen Al Jawf en Ma’rib veroverd waren door zijn troepen. Toen de Houthi’s op 15 februari de verantwoordelijkheid opeisten voor het neerhalen van een Saoedisch gevechtsvliegtuig, reageerde de coalitie met felle vergeldingsbombardementen. Op 1 maart namen de Houthi’s Al Hazm in, de hoofdstad van het noordelijke gouvernement Al Jawf. Ze hebben hun zinnen nu gezet op het rijke centraal gelegen gouvernement Ma’rib.
Begin dit jaar lanceerden de Houthi’s nieuwe offensieven tegen IER-stellingen.
Nu de Houthi’s na een lange periode van status quo opnieuw oprukken, de gevechten in het noorden van het land toenemen, en de frontlinies verschuiven, slaan burgers terug massaal op de vlucht. Het vluchtelingenagentschap van de Verenigde Naties (UNHCR) meldde op 2 maart dat verschillende duizenden gezinnen de vijandelijkheden langs de nieuwe frontlinies in de gouvernementen Al Jawf, Ma’rib en Sana’a reeds ontvlucht waren. Voor velen is het al de tweede of derde keer dat ze zich moeten verplaatsen op zoek naar veiligheid. Ze hebben alles achtergelaten en hebben dringend behoefte aan basishulp en onderdak. Op 2 maart tweette het Internationaal Comité van het Rode Kruis dat het voedsel verdeeld had aan 70.000 ontheemden die de laatste dagen vanuit het noorden toegestroomd waren in het gouvernement Ma’rib. Sinds maart 2015 zijn er volgens een communiqué van het UNHCR (27 februari 2020) al 3,6 miljoen Jemenieten intern ontheemd. Meer dan 80% van deze interne vluchtelingen konden een jaar nadat ze hun huizen verlaten hadden nog altijd niet terugkeren.
2020
Het nieuw offensief dat werd ingezet door de Houthi’s in januari 2020, op fronten die de afgelopen 4 jaren vrij statisch bleven, suggeret een vastberadenheid om het gebied onder Houthi-controle uit te breiden. Dit maakt de zaken moeilijk voor Saoedi-Arabië, dat in het zuiden van het land al genoeg problemen heeft met de ZTR. Ondanks de recente opflakkering van geweld verwachten waarnemers daarom dat de Saoedi’s in de loop van 2020 toch naar een mechanisme zullen streven om tot afspraken te komen met de Houthi’s. Een eventuele overeenkomst over een gedeelde grens, zou de Saoedi’s wat ruimte geven. Internationaal gezien is het mogelijk dat Saoedi-Arabië ervoor kiest om de VN en zijn Speciale Gezant voor Jemen te betrekken bij het formaliseren van een akkoord dat bereikt wordt met de Houthi’s, maar de situatie kan evengoed informeel blijven. Over het algemeen werden de Speciale Gezant en zijn team de afgelopen 5 jaar effectief gemarginaliseerd en spelen ze geen rol van betekenis in het oplossen van het huidige militaire conflict. (De VN blijft wel zeer belangrijk op het humanitair front.)
Eender welk akkoord tussen Saoedi-Arabië en de Houthi’s zou absoluut niet naar de zin zijn van de Hadi-regering. Een formeel of informeel einde aan de gevechten waarbij de Houthi’s deel uitmaken van een definitieve regeling blijft voor de IER uit den boze. De adviseur van Hadi uitte eind 2019 de frustratie van diens regering door het Stockholm-akkoord (dat de IER zelf ondertekende) te veroordelen als onuitvoerbaar omwille van de houding van de Houthi’s en als een stap in de richting van de aanvaarding van Houthi-deelname aan een toekomstige machtsdeling. De Hadi-regering blijft deze mogelijkheid afwijzen en insisteert op haar onrealistische doelstelling van een complete overwinning.
Los van de verschuivende militaire fronten, de ruzies binnen de bondgenootschappen en het al dan niet sluiten van overeenkomsten, ziet het er niet naar uit dat de levensomstandigheden van de Jemenieten er dit jaar onmiddellijk op zullen verbeteren. Proberen overleven zal ook in 2020 prioriteit nummer 1 blijven. Het is de moeite waard om op te merken dat ook de overgrote meerderheid van de doden die de afgelopen jaren vielen bij de gevechten, gewone jongemannen waren die probeerden te helpen hun families in leven te houden en zich bij strijdkrachten en/of milities voegden bij gebrek aan alternatieve manieren om brood op de plank te brengen.
Dit dossier is gebaseerd op een artikelenreeks, geschreven door Helen Lackner en verschenen op www.opendemocracy.net, die vertaald en bewerkt werd door SVM. Helen Lackner is een freelance consulent rurale ontwikkeling in o.a. Jemen, waar ze sinds de jaren 1970 heeft gewerkt en 15 jaar heeft gewoond. Ze schreef verschillende boeken over politieke, sociale en economische kwesties in Jemen.