Inhoud
- Inleiding
- Klimaat en conflict
- Armoede en klimaatrechtvaardigheid
- Klimaatvluchtelingen
- Klimaat en veiligheid
- Legers en klimaatopwarming
- Militarisering ten dienste van de koolstofeconomie
- Verband tussen kernwapens en klimaat
- Klimaat en nucleair beleid
- Vrede over klimaatverandering & militarisering
Inleiding
Er bestaat een belangrijk verband tussen de opwarming van de aarde en een dalende mondiale veiligheid. Secretaris-generaal van de Verenigde Naties Guterres waarschuwde dat klimaatveranderingen “niet alleen het milieu schaden waarvan we afhankelijk zijn, maar ook onze politieke, economische en sociale systemen verzwakken”. De klimaatverandering verergert reeds bestaande crisissen en verslechtert precaire sociaaleconomische en politieke omstandigheden. Bovendien wordt niet iedereen in gelijke mate getroffen.
Klimaat en conflict
De Verenigde Naties (VN) beschikt sinds 2020 over een 'Climate and Security Mechanism' om te kunnen omgaan met klimaatgebonden conflicten. De link tussen klimaat en oorlogen is vaak indirect en niet-lineair omdat conflicten doorgaans multicausaal zijn. Toch kunnen een veranderend klimaat en de gevolgen daarvan, bestaande socio-economische en politieke spanningen in die mate verergeren dat ze in geweld en oorlogen uitmonden. Vandaag zijn daar al tal van voorbeelden van en de trend zet zich voort.
In Syrië dreef een langdurige, ernstige droogte -die gelinkt kan worden aan de door de mens veroorzaakte klimaatverandering- een deel van de verarmde plattelandsbevolking naar de grote steden. Hun sociaaleconomische grieven voedden de sluimerende antiregeringssentimenten die leidden tot een opstand in 2011 en uiteindelijk tot een burgeroorlog.
De toenemende competitie voor door de klimaatverandering schaarser wordend vruchtbaar land of water zal in de toekomst een alsmaar grotere rol spelen in het ontstaan of verergeren van geweld en conflicten. Er kunnen ook verbanden gelegd worden tussen klimaatveranderingen en het ontstaan van gewapende groeperingen, zoals in Afghanistan, Guatemala, Somalië, Tunesië, Soedan, enz. Vooral in achtergestelde rurale gebieden, waar de gevolgen van de opwarming van de aarde het alsmaar moeilijker maken voor mensen om in hun levensonderhoud te voorzien, kunnen paramilitaire groepen gemakkelijk rekruteren onder de vele jongeren zonder perspectieven.
In de regio van het Tsjaadmeer bijvoorbeeld deed een combinatie van sterk verminderde regenval en intensieve irrigatiepraktijken het watervolume van het meer slinken van 25.000 km² (in de jaren 1980) tot amper 2000 km² vandaag. De voedselveiligheid van miljoenen mensen in deze regio die afhankelijk zijn van landbouw en visvangst, kwam daardoor ernstig in het gedrang. De frustratie over het gebrek aan mogelijkheden en het ongenoegen over de povere functionering van de staat, creëerden rekruteringsmogelijkheden voor plaatselijke gewapende groepen, zoals de islamistische terreurorganisatie Boko Haram.
Van de 25 landen ter wereld die vandaag het meest kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering, wordt een meerderheid getroffen door gewelddadige conflicten en maatschappelijke onrust. Deze landen zijn minder goed in staat om met klimaatverandering om te gaan wegens het beperkte aanpassingsvermogen van mensen, systemen en instellingen die al moeten leven met de gevolgen van conflicten. Op die manier kan oorlog de impact van de opwarming van de aarde heviger maken.
"De convergentie van klimaatrisico's en conflicten verergert de voedsel- en economische onzekerheid en de gezondheidsongelijkheid verder, beperkt de toegang tot essentiële diensten en verzwakt het vermogen van regeringen, instellingen en samenlevingen om steun te bieden", waarschuwde het Internationale Comité van het Rode Kruis in een recent rapport dat de gecombineerde effecten van conflict en klimaatschokken onderzocht, onder meer in Mali. Daar maakt een gewelddadige opstand het volgens hulporganisaties bijvoorbeeld moeilijker voor boeren en herders om het hoofd te bieden aan een opeenvolging van droogtes en overstromingen.
Armoede en klimaatrechtvaardigheid
De meest kwetsbare gemeenschappen in enkele van de armste landen ter wereld lijden nu al ernstig onder de gevolgen van de klimaatopwarming. Ze worden onevenredig getroffen en hun vermogen om te herstellen na klimaatgerelateerde rampen is beperkt. Niet alleen op individueel, maar ook op nationaal niveau ontbreekt het armere gebieden aan de middelen om zich aan te passen aan een steeds vijandiger wordende omgeving.
Tussen 1970 en 2019 is het aantal aan het klimaat en het weer gerelateerde rampen vervijfvoudigd. Er werden meer dan 2 miljoen doden aan dergelijke rampen toegeschreven. Meer dan 91% van deze sterfgevallen vond plaats in ontwikkelingslanden.
In totaal leven meer dan 2 miljard mensen in gebieden met een hoge blootstellingsgraad aan klimaatgerelateerde gevaren. Toch hebben deze gebieden historisch gezien het minst bijgedragen aan de opwarming van de aarde.
Het hele concept van klimaatrechtvaardigheid steunt hierop. Wie het meest heeft bijgedragen aan het creëren van de huidige klimaatcrisis, zou het voortouw moeten nemen bij het aanpakken ervan. (Sinds 1850 tot op vandaag is de VS de grootste cumulatieve uitstoter van broeikasgas. Rusland was de op één na grootste tot 2007, toen het voorbij gestoken werd door China, waar de CO2-uitstoot vanaf de jaren 1970 heel snel begon te stijgen.)
Naast historische verantwoordelijkheid moet ook de ongelijkheid in rijkdom in overweging genomen worden bij de roep naar klimaatrechtvaardigheid (al overlappen deze twee elementen grotendeels). Vermogende landen en landen die rijk geworden zijn dankzij de door fossiele brandstoffen aangestuwde industrie, dragen de verantwoordelijkheid om CO2-arme, ontwikkelende landen van financiële en andere middelen te voorzien om zich te beschermen tegen de impact van de opwarming van de aarde.
Volgens UNICEF behoort Afghanistan voor kinderen bijvoorbeeld tot de meest risicovolle landen ter wereld om te leven vanwege de gevolgen van de opwarming van de aarde, zoals verwoestijning, en vanwege een gebrek aan essentiële diensten, zoals gezondheidszorg. Twee miljoen Afghaanse kinderen zijn ondervoed in een land waar nog altijd drie vierde van de bevolking van de landbouw leeft. De dalende mogelijkheden om in het levensonderhoud te voorzien, tasten de nationale economie en het vermogen van het land om zijn inwoners te voeden rechtstreeks aan. Maar liefst 4 miljoen Afghanen hadden nood aan voedselhulp na de recente ernstige droogte in 2018. Deze enorme impact staat in schril contrast met het aandeel van Afghanistan in de opwarming van de aarde. Een gemiddelde Afghaan produceert 0,2 ton CO2-uitstoot per jaar. Ter vergelijking: een gemiddelde Amerikaan stoot bijna 16 ton per jaar uit.
Klimaatvluchtelingen
Het domino-effect van opeenvolgende rampen veroorzaakt door de klimaatverandering op economisch achtergestelde gemeenschappen drijft heel wat mensen op de vlucht. Droogtes, schaarste, extreme weergebeurtenissen, een stijgend zeeniveau en andere gevolgen zullen verschillende delen van de wereld alsmaar onbewoonbaarder maken.
In Somalië, dat al decennia geteisterd wordt door conflict, is het aantal extreme weergebeurtenissen sinds 1990 verdrievoudigd in vergelijking met de 2 decennia ervoor. In 2020 werden meer dan een miljoen Somaliërs verdreven, ongeveer een derde als gevolg van droogte.
Ontheemde mensen zijn veel minder weerbaar tegen de gevolgen van de klimaatopwarming. De doorgaans rudimentaire vluchtelingenkampen en de plaatsen waar ze gevestigd zijn, zijn vaak totaal niet bestand tegen extreme weersomstandigheden. Toen de Rohingya vluchtelingenkampen in Bangladesh in de zomer van 2021 bijvoorbeeld getroffen werden door uitzonderlijk zware overstromingen, herleefden vele duizenden de nachtmerrie alles te verliezen en geraakten ze opnieuw ontheemd.
Volgens de VN ontvluchten elk jaar gemiddeld meer dan 20 miljoen mensen de gevolgen van aan het klimaat gerelateerde natuurrampen, zoals overstromingen, zware stormen of droogte. In 2019 waren er ten minste 23,9 miljoen interne verplaatsingen door aan het klimaat gerelateerde rampen in meer dan 100 landen (een interne vluchteling kan zich gedwongen zien om meer dan 1 verplaatsing op een jaar te maken, dus dat aantal komt niet noodzakelijk overeen met het aantal interne vluchtelingen). Volgens het ‘Internal Displacement Monitoring Centre’ moet dit cijfer als een onderschatting beschouwd worden.
Kleine eilandjes als Kiribati, Nauru en Tuvalu, waar het water de bevolking bijna letterlijk aan de lippen staat, kenden het afgelopen decennium een emigratiegraad van 10%. De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) schat dat het aantal klimaatvluchtelingen tegen 2050 kan aangroeien tot minstens 200 miljoen.
Het internationaal recht erkent het statuut van ‘klimaatvluchteling’ of ‘klimaatmigrant’ niet en biedt bijgevolg niet de minste bescherming. Vluchtelingenstromen, mede veroorzaakt door de gevolgen van de opwarming van de aarde, worden door de autoriteiten van rijke landen gezien als een veiligheidsdreiging. Ze reageren door hun grenzen te sluiten en verder te militariseren.
Voor de wapen- en defensie-industrie vormen groeiende vluchtelingenstromen een opportuniteit om hun waren aan te prijzen. Het budget van het Europees Grens- en kustwachtagentschap, Frontex, stijgt jaar na jaar exponentieel - van 6 miljoen euro in 2005 naar 750 miljoen euro in 2022.
Klimaat en veiligheid
De opwarming van de aarde en klimaatgerelateerde veiligheidsrisico's worden de laatste jaren expliciet opgenomen in de analyses van internationale, regionale en nationale veiligheidsinstellingen en legers.
De klimaatverandering wordt door militaire organen gezien als een risico voor de eigen werking. Ze beïnvloedt de planning en de veerkracht van militaire installaties, wapensystemen en kritieke (overzeese) infrastructuur. Meer dan 30 buitenlandse militaire basissen van de VS worden bedreigd door een stijgende zeespiegel. Op een bijeenkomst van de NAVO in Brussel op 14 juni 2021 werd geconcludeerd dat de opwarming van de aarde “kan leiden tot zwaardere omstandigheden voor onze operaties”. Klimaatverandering maakt het kortom moeilijker voor legers om hun taken uit te voeren. De NAVO-leden besloten daarom om overwegingen op het vlak van klimaatverandering voortaan op te nemen in het volledige werkspectrum van het bondgenootschap.
Naast een belemmering van de werking wordt de opwarming van de aarde door militaire organen gezien als een veiligheidsdreiging. De NAVO stelt bijvoorbeeld dat klimaatverandering de wereld gevaarlijker maakt en een impact heeft op de veiligheid van de Alliantie. Ook het Pentagon identificeerde de effecten van de klimaatverandering in 2010 al expliciet als “een destabiliserende kracht”, en in 2014 als “dreigingsvermenigvuldigers” en “een bedreiging voor de nationale veiligheid”.
Het perverse resultaat is dat de gevolgen van de klimaatverandering gebruikt worden om groeiende militaire uitgaven te legitimeren. De kortzichtige neiging om klimaatverandering te zien als een veiligheidsprobleem dat te bestrijden valt met militaire middelen leidt ertoe dat heel wat fondsen weggeleid worden van hoogstnoodzakelijke duurzame en radicaal transformatieve maatregelen om de opwarming van de aarde en de gevolgen ervan tegen te gaan. Misplaatste budgettaire prioriteiten hebben een vernietigende impact, zoals ook duidelijk is gebleken tijdens de COVID19-pandemie.
De wereld spendeert momenteel maar een fractie van wat het uitgeeft aan militarisering, aan het bestrijden van de klimaatverandering. Middelen moeten dringend weggeleid worden van de oorlogsmachine naar rechtvaardige klimaatoplossingen.
Legers en klimaatopwarming
Militarisering slokt niet alleen geld op dat naar het tegengaan van de klimaatverandering zou kunnen gaan, de militaire apparaten zelf (en het breder militair-industrieel complex) zijn ook zeer actieve bijdragers aan de opwarming van de aarde. Met het grootste leger ter wereld en een jaarlijks budget van meer dan 700 miljard dollar (705,39 miljard dollar in 2021) spant het Pentagon de kroon.
Fossiele brandstoffen zijn het bloed van het militair apparaat. Naast het dagelijks onderhoud, zijn de activiteiten van legers, oorlogsvoering en de voorbereidingen hierop in de vorm van militaire oefeningen, zeer koolstofintensief. Het Amerikaans ministerie van Defensie is de grootste institutionele verbruiker van fossiele brandstoffen ter wereld. 70% van het energieverbruik van het Pentagon gaat naar de verplaatsing en de inzet van troepen en uitrusting over de hele wereld – daarbij worden vooral enorme hoeveelheden kerosine en diesel verbrand.
Een zware bommenwerper type B-52 consumeert op 1 uur tijd evenveel brandstof als de gemiddelde autobestuurder in de VS op 7 jaar tijd. Elke luchtmissie produceert honderden ton CO2. De luchtoorlog tegen ISIS die in 2014 gelanceerd werd in Syrië en Irak omvatte bijvoorbeeld tienduizenden luchtmissies.
Een gevechtsvliegtuig van het type F-35, waarvan België de komende jaren meer dan 30 exemplaren wil aankopen, verteert 60% meer brandstof dan een F-16-toestel. Als we het verbruik van een F-35 -5600 liter brandstof per vlieguur- samenbrengen met het huidig totaal van 12.500 vlieguren voor de Belgische straaljagers per jaar, komen we aan zo'n 178.500 ton CO2-uitstoot.
Volgens een onderzoek van de Brown-universiteit zou de totale broeikasgassenuitstoot van het Amerikaans leger sinds de invasie van Afghanistan in 2001 tot en met 2017, meer dan 1.200 miljoen ton CO2-equivalent bedragen - 400 miljoen ton daarvan is rechtstreeks gelinkt aan oorlogsgerelateerd brandstofverbruik. Het VS-leger produceert jaarlijks meer broeikasgassen dan geïndustrialiseerde landen als Zweden, Denemarken, Portugal of Nieuw-Zeeland.
In discussies en officiële conferenties over klimaatverandering wordt de enorme ecologische schade die aangericht wordt door militarisering, oorlogen en de voorbereidingen op oorlogen doorgaans genegeerd. De Amerikaanse regering dwong tijdens de onderhandelingen over het Kyoto-protocol van 1997 zelfs een vrijstelling af voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door het leger.
Deze traditie werd voortgezet in latere klimaatonderhandelingen. Sinds het klimaatakkoord van Parijs (2015) is het leger niet meer automatisch vrijgesteld van inspanningen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen, maar het wordt evenmin verplicht. Klimaatdoelstellingen opleggen aan nationale legers wordt overgelaten aan het oordeel van de individuele landen en de militaire apparaten zelf.
Het VN-raamverdrag inzake klimaatverandering (UNFCCC) verplicht de ondertekenende landen om de jaarlijkse uitstoot van broeikasgassen te publiceren, maar de rapportering van de uitstoot van legers is vrijwillig en wordt vaak niet of onvolledig gedaan. Deze uitstoot wordt bijgevolg ook niet opgeteld bij de totale CO2-emissies van landen. Zonder rekening te houden met de ecologische voetafdruk van militaire apparaten bij het vastleggen van klimaatverplichtingen bedriegt de wereld zichzelf.
Militarisering ten dienste van de koolstofeconomie
En waarvoor worden de militaire strijdkrachten gemobiliseerd? De meeste militaire infrastructuur is strategisch gepositioneerd in regio's rijk aan olie en andere natuurlijke bronnen, en langs de scheepvaartroutes die de fossiele brandstoffeneconomie van de wereld draaiende houden.
Het Midden-Oosten, dat meer dan de helft van de mondiale oliereserves omvat, is het meest gemilitariseerd. Olie is een belangrijke reden voor oorlogsvoering, kijk maar naar de goed gedocumenteerde geschiedenis van de VS wat dat betreft.
Maar ook bijna twee derde van de militaire missies van de Europese Unie zijn gelinkt aan fossiele brandstoffen. Europa importeert bijna 90% van zijn olie en 70% van zijn aardgas, en aarzelt niet om die import met militaire middelen veilig te stellen. ‘Atalanta’ (de EU missie tegen piraterij in de Hoorn van Afrika), ‘Irini’ en ‘Mare Sicuro’ (respectievelijk de missies van de EU en Italië voor de Libische kust), ‘Sea Guardian’ (de NAVO-missie in de oostelijke Middellandse Zee), de Italiaanse en Spaanse missies in de Golf van Guinee, de NAVO-coalitie tegen Daesh in Irak en Syrië en ‘EMASOH’ (de Europese missie in de Straat van Hormuz), zijn allemaal militaire operaties met als doel het verzekeren van de vrije toevoer van olie en gas.
De fossiele brandstoffenindustrie rekent omgekeerd op de militarisering om haar activiteiten in stand te houden. De vaak inheemse gemeenschappen die hun gronden proberen te beschermen tegen fossiele ontginningsindustrieën, worden regelmatig geconfronteerd met bedreigingen, repressie en soms zelfs dodelijk geweld van zowel politie en militairen, als paramilitairen en private beveiligingsagenten van grote bedrijven.
Ook milieuactivisten die radicale beleidsmaatregelen eisen, worden vaak geconfronteerd met gemilitariseerde reacties. Voorbeelden zijn er over de hele wereld bij de vleet.
Toen zogenaamde ‘waterbeschermers’ (milieuactivisten en autochtone Amerikanen) zich in het Standing Rock Reservaat geweldloos verzetten tegen de aanleg van de Dakota Access-oliepijplijn in 2016-2017, reageerde de Amerikaanse politie buitengewoon gewelddadig. Er werden honden, traangas, pepperspray, ‘minder dodelijke’ wapens, geluidsgranaten en gepantserde voertuigen ingezet. Activisten werden massaal gearresteerd door veiligheidstroepen die gekleed waren alsof ze een oorlogsslagveld zouden betreden. Meer dan 300 activisten geraakten gewond.
Verband tussen kernwapens en klimaat
Naast de klimaatverandering vormen de huidige kernwapenarsenalen momenteel de grootste existentiële dreigingen voor mens en planeet. Wetenschappers van de ‘Bulletin of the Atomic Scientists’ houden via hun zogenaamde ‘Doomsday Clock’ bij hoe dicht de mensheid staat bij de vernietiging van de aarde door gevaarlijke evoluties en technologieën van eigen makelij. Ze maken dit visueel met behulp van een klok, waarbij 12 uur het punt van totale catastrofe symboliseert. In hun analyse nemen de wetenschappers zowel de klimaatverandering als de dreiging van nucleaire wapens op. Eind 2021 staat de Doomsday Clock op 100 seconden voor 12 – het dichtst bij middernacht sinds de lancering van het initiatief in 1945.
Elke stap in de nucleaire keten, van de ontginning van uranium tot het 'bergen' van nucleair afval, brengt ernstige schade toe aan het milieu. Een echte atoomoorlog zou echter dramatische en blijvende mondiale gevolgen hebben voor het klimaat en de voedselvoorziening. Wetenschappelijke modellen tonen aan dat zelfs een zogenaamde 'kleine' nucleaire oorlog het klimaat van de ene op de andere dag zou veranderen en de globale weerpatronen zou verstoren.
Een studie uit 2019, die een conflict tussen India en Pakistan simuleert waarbij 100 kernwapens ingezet worden (elk met de omvang van de bom die in 1945 op Hiroshima viel), concludeert dat er op de eerste dag al miljoenen dodelijke slachtoffers zouden vallen en de wereld binnen een week ondergedompeld zou worden in een door de mens gecreëerde nucleaire winter.
Een nucleaire winter is een ernstige en langdurig algemene afkoeling van het klimaat als gevolg van de grote vuurhaarden na een nucleaire oorlog. De tientallen miljoenen ton rook, roet en as die in de stratosfeer geïnjecteerd zouden worden, zouden verhinderen dat direct zonlicht en neerslag het aardoppervlak bereiken. De resulterende afkoeling van de planeet zou leiden tot wijdverbreide misoogsten, een verstoorde voedselketen, een gedestabiliseerde mondiale economie en massale hongersnood, met miljarden slachtoffers tot gevolg.
Nergens is de dubbele dreiging van kernwapens en klimaatverandering zo groot als op de Marshalleilanden. Van 1946 tot en met 1958 voerde de VS er 67 nucleaire testen uit op de Bikini en Enewetak atollen. De plaatselijke bevolking wordt er al decennia geconfronteerd met een zwaar vervuilde omgeving, en een hoge graad aan kankers en ziektes gerelateerd aan radioactieve straling.
In de jaren 1970 bouwde de VS op het eiland Runit (van de Enewetak atol) een betonnen bomkrater om het nucleair afval van de testen in op te slaan. Vandaag wordt deze dumpsite bedreigd door een stijgende zeespiegel en zware stormen ten gevolge van de opwarming van de aarde. Als het radioactief afval in de oceaan terechtkomt, betekent dat een ramp voor de bewoners van de Marshalleilanden en het mondiale ecosysteem.
Klimaat en nucleair beleid
In deze tijden van toenemende polarisering tussen grootmachten blijft nucleaire afschrikking een belangrijk onderdeel uitmaken van de veiligheidsdoctrines van de kernwapenstaten. De grote ecologische, sociale en economische uitdagingen van de klimaatverandering vereisen constructieve internationale samenwerking. Dit staat lijnrecht tegenover het beleid van toenemende militarisering en nucleaire afschrikking dat de kernwapenstaten blijven omarmen.
De meeste kernwapenstaten hebben momenteel langetermijnprogramma’s lopen om hun arsenalen te moderniseren en performanter te maken. In 2020 werd daarvoor meer dan 72 miljard dollar uitgetrokken. Met de enorme bedragen die besteed (zullen) worden aan de instandhouding en modernisering van nucleaire arsenalen zouden tal van dringend noodzakelijke maatregelen ter beteugeling van de opwarming van de aarde genomen kunnen worden. Op die manier belemmert nucleaire bewapening de transitie naar een koolstofarme of -vrije maatschappij.
Ook de kernbommen op Belgische bodem zullen in 2023 vervangen worden door kleinere, meer inzetbare wapens. Als kernbommen gemakkelijker inzetbaar zijn, betekent dit een groter risico op een nucleaire escalatie van conflicten. Conflicten tussen kernwapenstaten kunnen op hun beurt in de hand gewerkt worden door de gevolgen van de klimaatverandering (denk maar aan de belangrijke rol van schaarser wordend water in het sluimerend conflict tussen India en Pakistan).
Vrede over klimaatverandering & militarisering
- Vermits de klimaatveranderingen en de militarisering elkaar op vele manieren voeden, betekent het tegengaan van de klimaatverandering ook ingaan tegen alle vormen van militarisering. Actie voor vrede en actie voor klimaatrechtvaardigheid gaan samen. Daarom is Vrede vzw lid van de Klimaatcoalitie.
- De wereld spendeert momenteel maar een fractie van het budget dat naar gewapende strijdkrachten en militarisering gaat, aan het aanpakken van de klimaatverandering. Het doorsluizen van biljoenen euro's naar militarisering belet ons te investeren in echte menselijke veiligheid en rechtvaardige klimaatoplossingen. Laat de militaire uitgaven dalen ten gunste van klimaatactie.
- De strijd tegen kernwapens is nauw verbonden met die van de klimaatbeweging. Een complete eliminatie van nucleaire wapens is van essentieel belang bij het redden van de planeet van de klimaatvernietiging. Met de enorme bedragen die besteed worden aan de instandhouding en modernisering van de nucleaire arsenalen zou bovendien zoveel vooruitgang geboekt kunnen worden wat het tegengaan van de klimaatverandering betreft.
- Militaire oplossingen behandelen gemeenschappen die het meest getroffen worden door de klimaatverandering als bedreigingen die afgestopt moeten worden, in plaats van als mensen die het slachtoffer zijn van een uitbuitend systeem die zich tegen de gevolgen ervan proberen te beschermen.
- Grenzen moeten gedemilitariseerd worden en de categorie ‘klimaatvluchteling en -migrant’ moet erkend worden in het internationaal recht.
- Maatregelen ter bestrijding van de klimaatopwarming kunnen alleen doeltreffend zijn als de uitstoot van broeikasgassen door legers verplicht en systematisch opgenomen wordt in de statistieken. De uitstoot van militaire apparaten moet deel uitmaken van bindende nationale en internationale klimaatdoelstellingen.
- Oplossingen voor de klimaatverandering moeten geworteld zijn in rechtvaardigheid. Zolang de economische en politieke machtsstructuren die klimaatverandering stimuleren, beschermd en ondersteund worden door militarisme, zijn dergelijke oplossingen ongrijpbaar.
- De politiek van toenemende concurrentie en confrontatie met rivaliserende grootmachten, moet plaatsmaken voor gemeenschappelijke veiligheid, zodat er ruimte komt voor de internationale samenwerking die vereist is om de mondiale klimaatcrisis het hoofd te kunnen bieden.