Palestina
Basisinformatie

Inhoud

‘Grond’ van de zaak

Het geschil tussen de Palestijnen en Israël is geen religieus conflict. In werkelijkheid liggen grond, het recht op zelfbeschikking en het zionisme aan de basis van de hele kwestie.

Het moderne zionisme is een politieke ideologie en nationale beweging die eind 19de eeuw ontstond in Centraal- en Oost-Europa, o.a. als reactie op nieuwe golven van antisemitisme. Het hoofddoel van de beweging was de oprichting van een Joodse natiestaat waarin Joden niet langer bloot zouden staan aan vervolging en discriminatie.

Hoewel de zionistische beweging hoofdzakelijk seculier was, refereerden veel zionisten aan Bijbelse beloften en de pre-christelijke joodse koninkrijken van Israël en Judea om hun voorkeur uit te drukken voor historisch Palestina als de plek waar de Joodse staat zou moeten komen.

In 1882 kwam er vanuit Europa een eerste Joodse immigratiegolf op gang naar dit gebied dat toen bij het Ottomaanse Rijk hoorde. Het zionistische project voor een Joodse staat zou al gauw botsen met de nationale aspiraties van de Palestijnse Arabieren die naar onafhankelijkheid streefden.  

Aan de vooravond van Wereldoorlog Eén (WOI) was het aantal Joden in Palestina gestegen tot ongeveer 60.000. In 1914 telde de Arabische bevolking in het gebied (bestaande uit moslims, maar ook een minderheid christenen en druzen) rond de 700.000 zielen.

Historisch verraad

Aan het begin van WOI beloofden de Britten de onafhankelijkheid aan de Arabieren als ze in opstand zouden komen tegen het Ottomaanse Rijk dat zich in de oorlog aan de kant van Duitsland had geschaard. De opstand was succesvol, maar de belofte van Groot-Brittannië bleek vals.

Fransen en Britten sloten in 1916 een geheim akkoord waarin beide koloniale machten het Midden-Oosten onder elkaar zouden opdelen. Historisch Palestina (dat het huidige Israël, de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook en het huidige Jordanië omvatte) zou na WOI onder Brits bestuur komen en vervolgens opgesplitst worden in het Emiraat van Transjordanië en het Mandaatgebied Palestina.

In november 1917 werd bovendien de Balfour Verklaring gepubliceerd, een brief van de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Arthur James Balfour, gericht aan Baron Rothschild, een prominente leider van de Brits-Joodse gemeenschap, waarin de Joden een “nationaal thuis in Palestina” beloofd wordt.

In de ogen van de Arabieren pleegden de Britten historisch verraad. Zionistische organisaties zorgden voor de financiering van nieuwe Joodse nederzettingen en wakkerden de Europees-Joodse immigratie aan die nog versterkt werd door het fel antisemitisme van de Nazi’s in Europa. Palestijnse boeren die op deze gronden leefden werden verdreven, wat tot heel wat wrevel en gewelddadige confrontaties leidde. De spanningen liepen hoog op en culmineerden in 1936 in een Arabische opstand tegen de zionistische nederzettingen en de Britse bezetting die tot 1939 zou duren en hardhandig werd neergeslagen. De Britten poogden vervolgens de joodse immigratie en grondaankopen in te perken en stelden ook een onafhankelijke Palestijnse staat in het vooruitzicht.

VN-Verdeelplan – Resolutie 181

Het geweld van zionistische milities tegen de Britse aanwezigheid en de spanningen tussen Joden en Palestijnen noopten het Verenigd Koninkrijk ertoe om zich na Wereldoorlog Twee (WOII) tot de recent opgerichte Verenigde Naties (VN) te wenden om de toekomst van het gebied te helpen bepalen.

Op 29 november 1947 stemde de Algemene Vergadering van de VN voor de verdeling van het gebied. Het territorium bestemd voor de Joodse staat kwam overeen met 56% van het Mandaatgebied Palestina, hoewel Joden slechts een derde van de bevolking vormden. De Palestijnse staat kreeg 43% van het gebied toegewezen. Jeruzalem en Bethlehem zouden ‘internationale zones’ worden.

De Palestijnen en de Arabische buurlanden verwierpen het VN-Verdeelplan. Ze beschouwden de voorgestelde Joodse staat als een illegale nederzettingenkolonie en/of vonden het hen toegewezen gebied verhoudingsgewijs te klein. Amper een paar dagen na de VN-stemming braken er gevechten uit tussen zionistische milities en de Palestijnen.

Al-Nakba en VN-resolutie 194

Op 14 mei 1948 riep de zionistische leider Ben Goerion de onafhankelijke staat Israël uit. Daarop brak de eerste Arabisch-Israëlische oorlog uit. Egypte, Syrië, Jordanië en Irak vielen Israël aan. Ook Libanon verklaarde Israël de oorlog, maar participeerde niet aan de strijd. De zionistische milities bleken militair superieur en goed voorbereid.

Tijdens de gevechten tussen 1947 en 1949 sloegen tussen de 700.000 en 900.000 Palestijnen op de vlucht of werden actief verdreven door zionistische milities die zouden opgaan in een nieuw Israëlisch leger. Rond de 500 Palestijnse dorpen werden doelbewust van de kaart geveegd. Sindsdien spreken de Palestijnen over de Nakba (de catastrofe).

Image
Palestina

In 1949 kwam het tot een staakt-het-vuren. Israël had zijn territorium gewapenderhand uitgebreid tot 78% van het voormalig Mandaatgebied Palestina. De wapenstilstandsgrenzen (de ‘Groene lijn’) worden algemeen erkend, o.a. in het internationaal recht, als de demarcatie van de staat Israël. 

De Palestijns-Arabische staat die vooropgesteld werd door de VN kwam er echter niet. Transjordanië annexeerde Oost-Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever. De Gazastrook langs de kust van de Middellandse Zee kwam onder de controle van Egypte.

Na het staakt-het-vuren belette Israël de terugkeer van deze vluchtelingen in weerwil van resolutie 194 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (december 1948) die het recht op terugkeer en/of schadeloosstelling erkende voor Palestijnse vluchtelingen. Israël heeft dit recht echter altijd verworpen en van de onderhandelingstafel gehouden. Tot vandaag verleent UNRWA, een VN-agentschap dat in december 1949 speciaal voor de Palestijnse vluchtelingen is opgericht, essentiële humanitaire en sociale diensten aan hun nakomelingen, zo’n 5,6 miljoen geregistreerde vluchtelingen waarvoor nog steeds geen permanente oplossing is gevonden.

Zesdaagse Oorlog

Er kwam in 1949 wel een staakt-het-vuren tussen de Arabische staten en Israël maar geen officiële beëindiging van de oorlog. De landen in de regio bewapenden zich en de sfeer was voortdurend gespannen. In 1956 besloot de Egyptische regering van Nasser het Suezkanaal, dat onder Frans-Britse controle stond, te nationaliseren. Israël sloot zich aan bij Frankrijk en Groot-Brittannië en viel Egypte aan. Israël veroverde (kortstondig) de Gazastrook en het Sinaï-schiereiland. Aan de grens tussen Israël en Egypte kwam er een troepenmacht van de VN.

Image
Palestina

In mei 1967 ontving Egypte foutieve inlichtingen van de Sovjet-Unie over het samentroepen van het Israëlisch leger aan de Syrische grens. Egyptisch president Gamal Abdel Nasser reageerde met de sluiting van de Straat van Tiran voor Israëlische schepen. Hij verhoogde de Egyptische militaire aanwezigheid aan de eigen grens met Israël. Israël reageerde door Egypte op 5 juni 1967 aan te vallen en de Egyptische luchtmacht uit te schakelen. Jordanië en Syrië schaarden zich aan de zijde van Egypte. Toen het op 10 juni 1967 tot een staakt-het-vuren kwam was het gebied dat onder Israëlisch bestuur viel verviervoudigd. Israël had de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem veroverd op Jordanië, de Gazastrook en het Sinaï-schiereiland op Egypte, en de Golanhoogten op Syrië. Het was het begin van de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden en een nieuwe Palestijnse vluchtelingenstroom.

Bezetting

Op 22 november 1967 nam de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties unaniem Resolutie 242 aan. Ze veroordeelt de verwerving van territorium met geweld en roept Israël op om zich terug te trekken uit de in 1967 veroverde gebieden in ruil voor vrede met zijn buren - ‘land voor vrede’.

De resolutie benadrukt ook het recht van alle staten in de regio op een vreedzaam bestaan met veilige en erkende grenzen. Hoewel het internationaal recht de grenzen van Israël gelijkstelt met de Groene lijn -de staakt-het-vuren-grenzen van 1949- heeft Israël zelf, tot op de dag van vandaag, nooit officieel zijn grenzen vastgelegd.

Vanaf 1967 spreekt men van de door Israël bezette Palestijnse gebieden. Israël onderwierp de Palestijnse bevolking in de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem en de Gazastrook aan een streng militair regime.

Yom Kippoer Oorlog

Israël negeerde in 1971 een Egyptisch aanbod voor een vredesakkoord, waarop Egypte en Syrië besloten om de patstelling te doorbreken via een militaire verovering van de bezette gebieden. In oktober 1973, op de joodse feestdag Yom Kippoer (Dag van de Vergevingen), lanceerden Egyptische en Syrische troepen een verrassingsaanval tegen de Israëlische strijdkrachten in de Sinaï en de Golanhoogten.

Na initiële vorderingen werden de Arabische legers teruggeslagen door Israël, dat kon rekenen op de scherp stijgende militaire bevoorrading van de Verenigde Staten. Egypte en Syrië waren niet geslaagd in hun objectief. Onder leiding van VS-president Carter kwamen het tot onderhandelingen in Camp David (Maryland). In 1978 sloten Israël en Egypte een vredesakkoord. De Sinaï werd teruggegeven aan Egypte. Een ander aspect van de Camp David-akkoorden, dat onderhandelingen voorzag over een breder vredesverdrag tussen de Arabische landen en Israël op basis van Resolutie 242 van de VN-Veiligheidsraad en over volledige autonomie voor de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en Gaza, werd nooit in de praktijk gebracht.    

Meteen na de bezetting van de Palestijnse gebieden in 1967 begon Israël met de bouw van Joodse nederzettingen. Ondanks de afspraken in Camp David bleef Israël deze kolonisatie in de bezette gebieden niet alleen voortzetten, maar ook intensifiëren.

Volgens het internationaal recht mag een bezettende macht mag geen delen van de eigen burgerbevolking overbrengen naar door haar bezet grondgebied. De Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem en de Golanhoogten zijn dus illegaal volgens het internationaal recht.

In weerwil van verschillende ‘vredesonderhandelingen’ bleef het aantal Joodse kolonisten in de bezette gebieden de afgelopen decennia stijgen - actief aangemoedigd door de Israëlische overheid via gunstige financiële voorwaarden en de uitbouw van de infrastructuur ter plaatse. De nederzettingen werden gebouwd en uitgebreid op onteigende Palestijnse grond.

Vandaag zijn er 132 officiële nederzettingen in de Westelijke Jordaanoever. Daarnaast zijn er 135 zogenaamde ‘buitenposten’ (gegevens van 2021), kleinere nederzettingen opgericht zonder goedkeuring van de Israëlische regering (vaak door sterk ideologisch/religieus gemotiveerde Joden). In totaal leven er vandaag meer dan 441.000 Joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever. 

Ook in de Palestijnse buurten in het bezette Oost-Jeruzalem werden Joodse enclaves gesticht. Vandaag zijn er 220.000 Joodse Israëli’s gevestigd in 13 nederzettingen. De nederzettingen in Oost-Jeruzalem, snijden de stad geografisch af van de Westelijke Jordaanoever.

In 1980 besloot Israël Oost-Jeruzalem officieel te annexeren. Een jaar later werden ook de Golanhoogten onder Israëlische jurisdictie gebracht. De inlijving van beide gebieden werd veroordeeld door de VN-Veiligheidsraad wegens illegaal onder het internationaal recht.  

Image
aantal kolonisten palestina

De zionistische staat voert een erg actieve bevolkingspolitiek in de bezette gebieden. Palestijnse gezinnen worden er vandaag nog altijd actief verdreven.

Vóór de terugtrekking van Israël uit de Gazastrook in 2005 leefden daar ook zo’n 8000 Joodse kolonisten in 21 nederzettingen.

De intensieve bouw en bevolking van illegale nederzettingen op bezet gebied, heeft een de facto nieuwe situatie gecreëerd op het terrein, met een dramatische impact op de reële mogelijkheden om tot een vredesakkoord en de oprichting van een Palestijnse staat te komen.

Eerste intifada

In december 1987 brak er een massale volksopstand (intifada) uit op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook tegen het Israëlische bezettings- en nederzettingenbeleid.

Honderdduizenden Palestijnen participeerden aan de intifada die vooral de eerste paar jaren allerlei vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid omvatte. Jongeren die stenen gooien naar Israëlische bezettingstroepen, werd hét beeld van de intifada, maar het protest was grotendeels geweldloos en veelzijdig met massale betogingen, stakingen, de boycot van Israëlische producten, het weigeren van het betalen van belastingen, het opwerpen van blokkades om de verplaatsing van Israëlische troepen op bezet gebied te hinderen, enz.

De intifada werd hardhandig neergeslagen. Tussen 1987 en 1991 doodden Israëlische troepen meer dan 1000 Palestijnen. Tegen 1990 zaten de meeste leiders van de intifada in de gevangenis en verloor de opstand zijn momentum.

Vredesonderhandelingen

Op 15 november 1988 besloot de Palestijnse Nationale Raad (het wetgevend orgaan van de PLO) Israëls bestaansrecht en het principe van een tweestatenoplossing gebaseerd op VN-resolutie 242 te erkennen. De Palestijnen lieten zo officieel elke aanspraak op 78% van het voormalig Mandaatgebied Palestina varen en beperkten ze gebiedsaanspraken tot de bezette Westelijke Jordaanoever (inclusief Oost-Jeruzalem) en de Gazastrook.

De Palestijnse Bevrijdingsbeweging (PLO) werd in 1964 opgericht om te strijden voor een onafhankelijke Palestijnse met gelijke rechten voor alle inwoners. Politieke groepen met verschillende ideologische oriëntaties maakten er deel van uit. Tot 2004 stond ze onder leiding van Yasser Arafat.

De PLO riep de onafhankelijke staat Palestina uit op de in 1967 bezette Palestijnse gebieden. Ze verwierp officieel ook alle terroristische methoden van verzet. Israël negeerde deze gebaren en bleef weigeren om met de PLO te onderhandelen.

Oslo-akkoorden

De Palestijnse opstand, de angst voor een opkomende (en aanvankelijk door Israël gesteunde) radicale islamitische beweging en de impasse van in 1991 opgestarte onderhandelingen in Madrid en vervolgens in Washington, overtuigden de Israëlische regering van Yitzhak Rabin, premier vanaf 1992 om, het taboe op gesprekken met de PLO te doorbreken. Het kwam in Oslo tot geheime gesprekken met de PLO die resulteerden in de ondertekening op 13 september 1993 van de Verklaring van Principes of het Oslo I-akkoord. Het akkoord was gebaseerd op de wederzijdse erkenning van de PLO en Israël.

In Oslo I werd afgesproken dat het Israëlisch Defensieleger (IDF) zich zou terugtrekken uit de Gazastrook, uit Jericho (een stad op de Westelijke Jordaanoever) en uit andere nog niet nader bepaalde plaatsen in de bezette gebieden.

Het akkoord voorzag in de oprichting van een beperkt Palestijns zelfbestuur in de vorm van de Palestijnse Nationale Autoriteit (PNA of PA) en een Palestijnse civiele politiemacht. De PA zou de verantwoordelijkheid krijgen voor de interne veiligheid en civiele zaken, zoals onderwijs, cultuur, gezondheid en sociaal welzijn, in bepaalde delen van Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.

De regelingen getroffen in Oslo zouden gelden voor een interim-periode van vijf jaar, met nieuwe onderhandelingen om een definitief einde te maken aan het conflict tussen Israël en de Palestijnen.

De belangrijkste pijnpunten van het conflict -het recht op terugkeer van vluchtelingen, het statuut van een mogelijke Palestijnse entiteit en van Oost-Jeruzalem, de Israëlische nederzettingen, grenzen en veiligheid, en waterrechten- liet men in Oslo I bewust links liggen en zouden pas in de finale status-gesprekken behandeld worden.

In september 1995 werd Oslo I opgevolgd door Oslo II (ook wel het Taba-akkoord genoemd omdat het daar ondertekend werd). Het werkte in de eerste plaats de afspraken overeengekomen in Oslo I concreter uit. De Westelijke Jordaanoever werd opgedeeld in A, B en C-zones.

Image
Palestina

De PA kreeg beperkt gezag en eigen bevoegdheden toegewezen in de A-zones (de stedelijke gebieden, ongeveer 18% van de Westelijke Jordaanoever) en in mindere mate in de B-zones (dorpen en rurale gebieden, ongeveer 22%). De rest van de Westelijke Jordaanoever, inclusief de Joodse nederzettingen, werd de C-zone, die volledig onder Israëlische controle bleef. Oost-Jeruzalem viel niet onder de overeenkomst vermits Israël het sinds 1980 beschouwt als een deel van de Joodse staat.

In werkelijkheid behield Israël de militaire controle over heel de Westelijke Jordaanoever. Dat geeft het leger de mogelijkheid om de A en B-zones binnen te dringen wanneer het maar wil. Om de A- en B-zones in en uit te geraken moeten de Palestijnen zich onderwerpen aan de controles van Israëlische militaire controleposten.

Met Oslo was er een onderhandelingsproces in gang gezet, zonder een einddoel te specifiëren. In geen van beide akkoorden werd een onafhankelijke Palestijnse staat vooropgesteld. De PLO stond diplomatiek zwak, terwijl islamisten Oslo verwierpen en met aanslagen de ontsporing van het Oslo-onderhandelingsproces beoogden.

De Israëlische regering deed er ook alles aan om de onderhandelingen te laten mislukken. Ze dreef de confiscatie van gronden en de constructie van Joodse nederzettingen in de bezette gebieden drastisch op. Ze legden een heel netwerk van zogenaamde ‘bypass roads’ aan - wegen voorbehouden aan Israëli’s die de nederzettingen met elkaar en met Israël verbinden. Het was duidelijk dat Israël bezig was met de afbakening van het territorium dat het hoopte te annexeren.

Pogingen om in juli 2000 tot een finale status-akkoord te komen mislukten. Premier Ehud Barak stelde zijn veto’s: geen terugkeer naar de grenzen van vóór 1967; Oost-Jeruzalem moest onder Israëlische soevereiniteit blijven; annexatie van de meeste Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever; geen terugkeer naar Israël van Palestijnse vluchtelingen.

De Palestijnen wilden, in overeenstemming met Veiligheidsraadsresolutie 242 dat Israël zich zou terugtrekken uit het grootste deel van de Westelijke Jordaanoever -inclusief Oost-Jeruzalem- en de Gazastrook om er een onafhankelijke staat te vestigen.

Tweede (Al-Aqsa) intifada

De uiteindelijke mislukking van het ‘vredesproces’, de dagelijkse vernederingen die de Palestijnen moesten ondergaan in de bezette gebieden en de corruptie binnen de Palestijnse Autoriteit deed de frustraties oplopen. Eind september 2000 brak een tweede volksopstand of intifada uit. Een provocatief bezoek van kandidaat-premier voor Likoed, Ariel Sharon aan de Tempelberg of Haram al-Sharif stak de lont in het kruitvat. Hevige Palestijnse protesten in Jeruzalem deinden uit over de hele Palestijnse gebieden.

De tweede intifada was veel bloederiger dan de eerste. Op 29 maart 2002, lanceerde Sharon, inmiddels tot premier verkozen, Operatie Defensief Schild (‘Defensive Shield’), de grootste militaire operatie op de Westelijke Jordaanoever sinds de Zesdaagse Oorlog in 1967. Hij gaf zo de doodsteek aan Oslo.

Hamas en de Islamitische Jihad, en later ook de PFLP en de aan Fatah-gelieerde al-Aqsa Martelarenbrigades reageerden met zelfmoordaanslagen en andere gewapende operaties.

Apartheidsmuur

Image
Palestina

In 2002 autoriseerde Sharon de constructie van een scheidingsbarrière tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever langs een grillige route voornamelijk ten Oosten van de Groene demarcatielijn van 1967 - in bezet gebied dus. Op die manier confisqueerde Israël nog eens 9,5% extra van de Westelijke Jordaanoever. Heel wat boeren in de dorpen langs de barrière werden gescheiden van hun gronden aan de andere kant ervan.

Volgens Israël was de barrière nodig om de veiligheid te kunnen verzekeren. Het Internationaal Gerechtshof in Den Haag oordeelde echter dat de barrière “disproportioneel” is en daarom een schending van het internationaal recht. Israël moest de constructie ervan op Palestijns gebied staken, een reeds gebouwd stuk afbreken en de gedupeerden vergoeden. Israël verwierp zowel het oordeel van het Hof als de daaruit volgende resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

Israël stelde dat de barrière een tijdelijke veiligheidsmaatregel vormde, maar in werkelijkheid beoogde ze de annexatie van Palestijns gebied om zo de facto eenzijdig nieuwe grenzen op te leggen.

Israëlische evacuatie van de Gazastrook

De regering van Ariel Sharon besloot in juni 2004 unilateraal om het Israëlisch leger terug te trekken uit de Gazastrook. De ontruiming van de nederzettingen op de Gazastrook, kon tegenover de internationale gemeenschap uitgespeeld worden als een ‘toegeving’ naar de Palestijnen toe.

Maar de ontmanteling van de Joodse nederzettingen in de Gazastrook verliep parallel met een verdere uitbouw van de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever.

Rond de Gazastrook, een gebied van 365 km², was al een barrière (bestaande uit hekken, wachttorens en patrouillewegen) aangelegd sinds 1994. Aangezien het Israëlisch leger de directe controle behield over 6 van de 7 grensovergangen (de Rafah-overgang ligt aan de grens met Egypte en wordt gecontroleerd door Caïro), alsook over het Gazaanse luchtruim en de kustwateren is er nog steeds sprake van een Israëlische militaire bezetting van Gaza.

Image
Palestina

Palestijnse politieke crisis

Op 11 november 2004 overleed de Palestijnse leider Yasser Arafat. In januari 2005 werd Mahmoud Abbas verkozen tot de volgende president van de Nationale Palestijnse Autoriteit. Een jaar later, op 25 januari 2006, volgden er verkiezingen voor de Palestijnse Wetgevende Raad (PLC), de wetgevende macht van de PA.

In de context van een groeiend ongenoegen bij de Palestijnen over de inefficiëntie en corruptie van Fatah werden de verkiezingen gewonnen door het islamistische Hamas. Te midden van gewelddadige aanvaringen tussen aanhangers van beide politieke partijen werd onderhandeld over de verdeling van de macht en de vorming van een eenheidsregering. Die kwam er, maar viel al na amper een aantal maanden en het intra-Palestijns geweld laaide opnieuw op.

Met de goedkeuring en stilzwijgende steun van de VS wilde Fatah in juni 2007 een soort coup plegen die Hamas in Gaza van de macht moest verdrijven. Hamas kwam echter als winnaar uit de machtsstrijd en verwierf op 14 juni 2007 de volledige controle over de Gazastrook.

Abbas stelde daarop zijn Fatah-collega Salam Fayyad aan als premier van de PA. De Palestijnse gebieden geraakten op die manier administratief verdeeld: de Westelijke Jordaanoever werd bestuurd door de PA (Fatah) en de Gazastrook door de Hamas-regering van Haniyeh. Abbas schortte bovendien de PLC op. De PA zou voortaan per decreet regeren.

Blokkade van de Gazastrook

In september 2007 bestempelde Israël de Gazastrook officieel als “vijandig territorium”. Met de steun van Egypte onder president Husni Moebarak (die de grensovergang tussen Gaza en Egypte afgrendelde), onderwierp Israël het Palestijnse kustgebied aan een strenge, alomvattende blokkade, die nog altijd gehandhaafd wordt.

De Israëlische blokkade had een slopend effect op de gezondheidszorg, de economie en de infrastructuur in de Gazastrook. De blokkade heeft een enorme impact op de levensomstandigheden en de basisrechten van de Gazanen, die ondertussen met rond de 2,2 miljoen samengepakt zitten op een gebied dat kleiner is dan de dwergstaat Andorra waar 3 maal minder inwoners leven.

Meer dan de helft van de bevolking in de Gazastrook leeft onder de armoedegrens. De werkloosheid bedroeg reeds voor de blokkade ongeveer 23,6%. De economische repercussies van het Corona-virus zouden de armoede en de werkloosheidsgraad nog verder de hoogte indrijven. Midden 2022 bedroeg de werkloosheidsgraad in de Gazastrook 46,6%. Onder jongeren (15-29 jaar) bedraagt die zelfs 62,5%.

Israëlische oorlogen in de Gazastrook

Tegen deze achtergrond van enorme sociale druk, veroorzaakt door armoede, economische inertie en isolatie, lanceerde Israël sinds 2008 vijf vernietigende oorlogen tegen de Gazanen.

De eerste oorlog, operatie ‘Cast lead’ (in de Arabische wereld bekend als het Gaza bloedbad) was een drie weken durend offensief gelanceerd op 27 december 2008 dat volgens Israël een einde moest stellen aan de lancering vanuit Gaza van zelfgemaakte raketten door Hamas en andere militante groeperingen. Resultaat: 1400 dode Palestijnen (van wie het grootste deel burgers), 13 dode Israëli's (waarvan 4 per ongeluk gedood door het eigen leger), de vernietiging van woningen, hospitalen, waterbronnen en de elektriciteitscentrale.

De tweede militaire aanval tegen Gaza ging door in november 2012 en heette operatie 'Pillar of Defence'. Ze duurde 8 dagen en eiste 6 Israëlische (2 soldaten) en 174 Palestijnse slachtoffers (waarvan meer dan 100 burgers). Opnieuw werd er aanzienlijke schade aangericht aan de infrastructuur in Gaza.

De langste en tot 2023 dodelijkste van de Israëlische oorlogen in Gaza was de 7-weken durende operatie 'Protective Edge'. Bij deze aanval in de zomer van 2014 lieten meer dan 2000 Gazanen het leven, onder hen 526 kinderen. In het Israëlische kamp sneuvelden 66 soldaten en 6 burgers. In de Gazastrook was de materiële schade enorm.

De daaropvolgende militaire aanval tegen Gaza begon in de nacht van 10 mei 2021, toen het gebied bestookt werd met luchtaanvallen als vergeldingsmaatregel voor Hamas-raketten die eerder op de avond waren afgevuurd richting Israël. De prelude tot deze militaire operatie was het protest dat ontstaan was in Oost-Jeruzalem tegen de gedwongen uithuiszetting van Palestijnse families in Sheikh Jarrah (een wijk in het bezette Oost-Jeruzalem) en tegen het bredere Israëlische beleid dat alle Palestijnen uit dit stadsdeel wil verdrijven ten gunste van Joodse kolonisten. Hamas vaardigde een ultimatum uit dat Israël negeerde waarop vanuit Gaza raketten werden afgevuurd richting Israël.

Na 11 dagen van bombardementen op Gaza, werd een staakt-het-vuren overeen gekomen tussen Israël en Hamas. Balans van deze meest recente Gaza-oorlog: 256 dode (waarvan 66 kinderen) en meer dan 2200 gewonde Palestijnen en opnieuw enorme schade.

De meeste vernietigende uithaal van het Israëlische leger volgde op een moorddadige aanval van Hamas op Israël waarbij 1300 doden vielen aan Israëlische zijde, onder wie veel burgers. De Hamas-strijders bezondigden zich aan oorlogsmisdaden door honderden burgers te viseren. Ook ontvoerden ze 150 Israëli's en mensen met buitenlands paspoort naar Gaza waar ze gegijzeld worden gehouden. Israël reageerde met een vernietigende aanval op de Gazastrook onder de naam 'Operatie Zwaarden van IJzer'. Op een week tijd kwamen minstens 2400 Gazanen om het leven van wie meer dan 700 kinderen. Het Israëlisch leger beval ook de evacuatie van de noordelijke helft van Gaza waar 1,1 miljoen mensen leven. Volgens de Speciale rapporteur voor de mensenrechten in de Palestijnse gebieden dreigt er een etnische zuivering van de Gazastrook. De Verenigde Staten spraken hun steun uit voor het Israëlisch militair optreden. De Europese Unie veroordeelde het optreden van Hamas en sprak zijn solidariteit uit met Israël. 

Gisha, een Israëlische mensenrechtenorganisatie die de effecten van de blokkade monitort, meldt het systematisch achterhouden van de noodzakelijke bouwmaterialen bij eerdere aanvallen van Israël om de schade aan essentiële infrastructuur te herstellen.

Het Israëlisch beleid ten opzichte van Gaza -zowel de economische blokkade als de militaire aanvallen- komen neer op een collectieve bestraffing van een burgerbevolking omwille van een situatie waar ze geen vat op heeft.

Apartheid

Human Rights Watch (HRW) publiceerde op 27 april 2021 een 213-pagina’s tellend rapport waarin de mensenrechtenorganisatie tot de conclusie komt dat Israël zich schuldig maakt aan “apartheid” en “vervolging”, die onder internationaal recht gelden als misdaden tegen de mensheid. Kort daarop zou ook Amnesty International een uitgebreid rapport publiceren dat eveneens concludeerde dat er sprake is van Apartheid. Ook Palestijnse en Israëlische organisaties zoals Btselem en in eigen land het Midden-Oostenplatform (waar Vrede vzw deel van uitmaakt) dat in de schoot van 11.11.11 opereert, spreken over Apartheid.

Onder internationaal recht (anti-Apartheidsconventie 1973; Statuut van Rome 1998) moet aan verschillende voorwaarden voldaan zijn om over “apartheid” te kunnen spreken:

  • er moet sprake zijn van een geïnstitutionaliseerd regime van systematische onderdrukking en dominantie;
  • dit regime moet uitgevoerd worden door één “raciale groep”, tegenover een andere raciale groep;
  • er moet sprake zijn van een duidelijke “intentie” om het regime in stand te houden;
  • er moet sprake zijn van één of meerdere “inhumane daden”.

Volgens mensenrechtenorganisaties maakt Israël zich schuldig aan al deze criteria.

Deal van de eeuw

Met de komst van Donald Trump in het Witte Huis in 2017, verdween elke schijn van Amerikaanse onpartijdigheid. Naast de intrekking van de jaarlijkse Amerikaanse bijdrage aan de VN-vluchtelingenorganisatie voor Palestijnen (UNRWA), verhuisde de VS zijn ambassade in Israël van Tel Aviv naar Jeruzalem. De Amerikaanse erkenning van de annexatie van Oost-Jeruzalem en van Jeruzalem als ‘ondeelbare hoofdstad van de Joodse staat’ (door Israël vastgelegd in een basiswet in 1980), was daarmee een feit. Daarnaast erkende de Trump-regering ook de soevereiniteit van Israël over de geannexeerde Syrische Golanhoogten.

In januari 2020 kwam de VS-president op de proppen met het politieke luik van zijn zelfverklaarde ‘Deal of the Century’, een ‘vredesplan’ dat “de verbetering van de levens van het Palestijnse en Israëlische volk” voor ogen had.

Trumps ‘deal’ verankerde het nederzettingenkolonialisme en het zionisme en toonde een volledige minachting voor rechtvaardigheid, soevereiniteit, zelfbeschikking en het internationaal recht. Zo steunde het plan onder meer de volledige Israëlische annexatie van alle illegale Joodse nederzettingen op bezet gebied. Het plan voorzag een volledige demilitarisering van het verbrokkelde gebied dat toegewezen zou worden als de Palestijnse staat, terwijl het Israëlisch leger -gesterkt door de jaarlijkse militaire VS-steun van 3,8 miljard dollar- er heer en meester bleef.       

Verder moesten de Palestijnen Israël erkennen als “een Joodse staat”, hoewel er nog altijd (niet gevluchte) rond de 1,8 miljoen Palestijnen wonen. Dat komt neer op het officieel accepteren van racisme, permanente ongelijkheid en een rechtvaardiging voor etnische zuivering. In 2018 nam de Knesset een basiswet aan (Israël heeft geen grondwet) die stelt dat Israël de natiestaat van het Joodse volk is en Hebreeuws de enige officiële taal. De Palestijnse burgers van Israël worden onderworpen aan allerlei vormen van racisme en wettelijk vastgelegde discriminatie (onder meer door veel minder overheidsgeld toe te kennen aan openbare diensten, de economische ontwikkeling en de infrastructuur van Arabische wijken en steden).  

De Palestijnen verwierpen Trumps ‘vredesplan’. Op veel vlakken is het echter al een weerspiegeling van de huidige realiteit. Het bevestigt de aan de gang zijnde realisering van de zionistische droom van een ‘Groter Israël’, een Joodse staat op een zo groot mogelijk deel van het voormalig Brits Mandaatgebied Palestina, met zo weinig mogelijk Palestijnen erin.

BDS

Ondanks de vele VN-veroordelingen van het Israëlisch apartheids-, bezettings- en nederzettingenbeleid worden amper inspanningen geleverd om het internationaal recht op te leggen of Israël ter verantwoording te roepen. Geïnspireerd door de internationale boycotcampagne die mee aan de basis lag van de beëindiging van het apartheidsregime in Zuid-Afrika, lanceerde de Palestijnse civiele maatschappij in 2005 de BDS-beweging.
 
BDS staat voor boycot, desinvestering en sancties. Uitgaand van het principe dat Palestijnen dezelfde rechten verdienen als de rest van de mensheid probeert deze geweldloze beweging voor vrijheid, gerechtigheid en gelijkheid druk te zetten op Israël met de hulp van georganiseerde burgers overal ter wereld.  

BDS is ondertussen uitgegroeid tot een levendige en diverse beweging. De drie objectieven zijn:

  1. De beëindiging van de bezetting en kolonisatie van de Westelijke Jordaanoever inclusief Oost-Jeruzalem, Gaza en de Syrische Golanhoogten;
  2. De erkenning van de fundamentele en gelijke rechten van de Arabisch-Palestijnse inwoners van Israël;
  3. Het respecteren, beschermen en bevorderen van het recht op terugkeer van Palestijnse vluchtelingen zoals gestipuleerd in VN-resolutie 194 (december 1948).

BDS-campagnes viseren de Israëlische staat omdat ze verantwoordelijk is voor ernstige schendingen van het internationaal recht, maar ook bedrijven en instellingen die participeren en medeplichtig zijn aan deze schendingen.

Vrede vzw over de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden

  • Vrede vzw steunt al decennia de strijd van de Palestijnen voor een rechtvaardige oplossing van het conflict met Israël, gebaseerd op respect voor het internationaal recht, voor de mensen- en burgerrechten en voor het recht op zelfbeschikking. Het betreft een conflict met totaal scheefgetrokken machtsverhoudingen, waarbij een onderdrukkende bezettingsmacht een apartheidsregime oplegt aan een bezet volk dat strijd om zijn fundamentele rechten.
  • Aan de spiraal van geweld kan maar een einde komen als het internationaal recht wordt gerespecteerd. D.w.z. dat er een eind moet komen aan de bezetting (uitvoering van VN-VR resolutie 242) en de uitbreiding van de nederzettingen. Het Apartheidssysteem moet ontmanteld worden. Op termijn is een binationale staat met gelijke rechten voor beide bevolkingsgroepen de beste oplossing omwille van de veranderde demografische realiteit die Israël met de kolonisatie heeft geschapen.
  • Vrede vzw gelooft dat de zionistische ideologie en Israëls huidige standpunten over demografie de grootste obstakels vormen voor vrede in Israël en Palestina. Palestijnen worden beschouwd als een militair doelwit, een veiligheidsrisico en een demografische tijdbom. Het is daarom onvermijdelijk dat racisme, apartheid en etnische zuivering een onderdeel zijn gaan uitmaken van het Israëlisch overheidsbeleid.
  • Vrede vzw veroordeelt elke aanval op burgers van alle betrokken partijen.
  • Vrede vzw steunt de internationale BDS-beweging actief en voert er in België campagne rond.
  • Zolang Israël flagrant het internationaal recht en de fundamentele rechten van de Palestijnen blijft schenden, is Vrede vzw voor de opschorting van het Associatieverdrag tussen Israël en de Europese Unie. Dit verdrag -dat Israël een bevoorrechte positie geeft op de Europese markten- omvat een mensenrechtenclausule die dit strikt genomen zelfs verplicht maakt.
  • Vrede vzw pleit voor een verbod op elke wapenverkoop aan Israël door de Europese Unie en zijn lidstaten op grond van de Europese Gedragscode rond wapenuitvoer naar landen in conflict. Tegelijk moet er een verbod komen op alle invoer van Israëlische wapens en militair materieel zolang Israël flagrant het internationaal recht en de fundamentele rechten van de Palestijnen blijft schenden.

 

Image
Tijdlijn Palestina